Verwant
Wat zegt een schildpad over haar leven. Het trage
voorzichtige, stap voor stap. Het bewegende hoofd
de zengende hitte onder haar schild. Ze staat stil
in het zand en stort zich in zee. Zo was ze.
Urenlang dook ze onder, at, liet zich meedrijven
met kleuren, in diepten. Vrat andermans eieren,
mateloos, zoals zussen zijn. De diepste geheimen mee
naar de bodem. Het schild rondgetrokken, het been
niet verzetten. Een eeuwigheid leven, maar dit niet
vertellen. Dichter op het land, zingend in zee.
Wakker schrikken
Ja, ja, zo was het dus. Je hebt me nooit verteld
dat een klein hoofd tussen je benen rustte.
Dat je haar liefhad omdat ze van zeepsop leek.
Zo bleek, met bellen op haar wangen.
Dat je het slijm nog hebt weggekust, berenvet dat
van haar lichaam droop. Je trillend nog haar voet aanraakte.
Het was zo’n augustusmaand met stille regen.
Vannacht heb je gedroomd. Er kwam een kind voorbij
dat gek was op je neus. Ze stak een pluisje in je
rechterneusgat en je moest niezen. Zo hard dat hij
er zelfs wakker van werd en vroeg: ‘Is er soms iets?’
Bleker en Balotelli
Je zingt opeens een lied bij het opstaan.
Oei, zelfs op zondagmorgen. God sta me bij.
Ik heb een ander, hij hangt tussen de douchegordijnen.
Zie je zijn goddelijke lijf? Hij heet Balotelli
Blijf staan en kijk hem aan.
Jarenlang was je te laat. Ik heb jouw vrede
nooit verstoord; het paste.
En ik? Ik verbleekte en nu de avond trappelt en
ik in badjas een aantal rondjes draaf, bijna struikel
over je verloren hoofd,
loopt er een dom schaap te grazen, haar borsten
op de juiste plaats, tussen haar dijen zachtwarme wol.
Moet ik nu blijven kijken? Ik werd zo wit,
steeds witter, kaler. Ouderdom komt nooit zonder gebrek.
Ja, inderdaad, het gras staat hoog vandaag.
Een tractor zal rond de nesten maaien, langs
jouw weidse lach, je kleine hoofd ontzien.
Maar op het veld zwaait een tevreden held
met zijn drijfnatte shirt naar mij.