‘Teken aan de wand.’ Opnieuw leest Sterre het whatsappje van haar moeder. Ontvangen om 5:33. Sterre zet de zaklamp van haar iPhone aan en trekt de gordijnen open. Het is nog niet eens licht! Ze laat de zaklamp vanaf haar open raam over de wand glijden. Een roze, serieus? Ze doet het erom. Sterre leest de post-it: ‘Je hebt een uur, raak de muren niet aan.’

Sterre gaat weer in bed liggen, met de deken ver over haar oren. Ze is wakker en haar moeder weet het. Stomme blauwe vinkjes. Sterre maakt een selfie, met eenhoornfilter. Terwijl ze wacht op likes en hartjes scrolt ze door de foto’s van gisteravond. Lieve met de tube, Ester met de kwast. Een cape uit een vuilniszak knippen was niet nodig. Ze hadden het vaker gedaan.

Cyclaamroze. Sterre fluistert woorden met een c. En een y. Cypriotisch. Ze gaat rechtop in bed zitten, knipt het bedlampje aan. Cyrillisch? Ze pakt haar telefoon. 5:39. De roze vlekken zijn de behuizing ingetrokken. Het siliconen hoesje ligt niet langer doorzichtig op haar nachtkastje. Cyberaanslag. Sterre slaat de deken terug. Het ziet roze aan de binnenkant van haar dekbed. Ze stapt uit bed. Haar hoofd, met octopusarmen, staat gezeefdrukt in haar kussen. Ze hadden het vaker gedaan, zeiden ze. Cyclopen.

5:44. Sterre haalt haar beddengoed af. Roze vingerafdrukken wandelen over haar matras. Raak de muren niet aan. Ze gooit het beddengoed in een hoek. Net naast de wasmand. Ze had haar haar uitgespoeld onder de douche, drie kwartier nadat Lieve en Ester naar huis gingen. Precies zoals ze zeiden. Daarna had ze haar pyjama aangetrokken en nog even MTV gekeken. Teen Mom 2. Met nat haar had ze op de bank gelegen. Wie neemt nu ook een bank van wit suède?

Haar pyjamabroek is ongeschonden. De schouders van haar pyjamatrui zijn bedekt met roze slierten. Donkerroze in het midden, maar steeds vager naar de buitenkant. Sterre herkent het patroon. Op oude foto’s droeg haar moeder T-shirts met kleuren die uitliepen. Of in elkaar overliepen. Of hoe dat ook heette, nog voordat zij bestond. Cyanotypie? Haar telefoon piept. 5:53. Sterre negeert het bericht. Haar moeder van de foto had nog geen WhatsApp. Banken waren bruin.

Sterre trekt haar pyjamatrui uit. Ze gaat voor de spiegel staan en laat haar armen langs haar lichaam bungelen. Haar vingertoppen zijn nog rozer dan haar haar. Cytologie. Sterre duwt met haar vingers in haar onderbuik. Hier moeten ze bij mama gezeten hebben, de kijkgaatjes voor de operatie. Dan duwt ze de bolling onder haar navel plat met vlakke hand. Haar borsten steken verder naar voren dan haar buik. Nog wel. Die van haar moeder op de foto niet, haar buik was boller. ‘Wie niet mooi is, moet slim zijn,’ zei ze altijd. Cynicus.

Haar moeder was mooi. Op die oude foto’s dan, want nieuwe foto’s zijn er niet. Sinds de operatie wil ze niet meer op de foto. Niet eens voor een selfie met Sterre. Ze weet nog hoe gespannen haar ouders hadden gewacht op de uitslag. Naast de vaste telefoon. Iedereen schrok toen haar moeders mobiel overging. Sterre was naar boven geslopen toen het gezicht van haar moeder betrok. Ze was op haar bed gaan zitten met de Dikke van Dale. Haar vinger was bij cyaan toen de eerste post-it onder de deur geschoven werd. Het eten was klaar.

Sterre verplaatst haar handen van haar buik naar haar heupen. Ze haakt haar duimen achter de band van haar pyjamabroek en trekt hem omlaag. Wanneer zou die strak gaan zitten? Je hebt een uur. Ze schopt de broek naar de hoek waar de wasmand staat. In een cycloïde. Raak. 5:59. Sterre bekijkt het stapeltje kleren dat haar moeder een dag eerder heeft klaargelegd op de stoel naast haar spiegel. Lichtblauwe spijkerbroek, witte sweater met ‘happy’ in gouden letters, onderbroek en kinderbeha. Nu die nog past. Bovenop de sokken zit een roze post-it: ‘Zaterdag 9 december, 6.00 uur opstaan. Draag je laarsjes.’ Beneden zal ze haar witte sneakers aantrekken.

Na het eten had Sterres moeder in stilte de tafel afgeruimd. Op Sterres bord na was er geen leeg. Mama kwam terug met drie eenpersoonsporties yoghurt. ‘Ik ben ziek,’ stond op de post-it die bovenop Sterres bakje geplakt zat. Ze was altijd al ziek. Bij ieder hoestje googelde ze net zo lang tot ze een aandoening had. Cyberchonder. Maar nooit eerder had ze het opgeschreven. Nooit eerder waren er post-its. ‘De telefoon, het was de dokter.’ Sterre keek haar vader aan. ‘Er zijn cysten aangetroffen op mama’s eierstokken. Ze moeten eruit.’

Sterre wist wat dat betekende. Geen broertje of zusje, terwijl haar moeder nooit ergens anders over praatte. Nooit meer die snijdende spanning wanneer ze niet ongesteld werd. Nooit meer haar huilbuien als de menstruatie dan toch kwam, een week te laat. Nooit meer de woede, die zolang ze zich kon herinneren op haar werd afgereageerd, zodra papa naar werk was. Ze trok het aluminium met de post-it van haar bakje yoghurt af. Het was abrikoos.

6:09. Het stapeltje kleren zit om haar lijf. Sterres lange, dikke haar is nog klammig van de wasbeurt van de avond ervoor. Het zal niet lang duren voor zich een roze vlek vormt op de witte stof rond haar schouders. Superhappy. Eenzelfde roze vlek zal op haar wang verschijnen door de klap die ze krijgt als haar moeder het ziet. Met vlakke hand, want die vlekken trekken weg voor ze naar school moet. Of voordat papa haar komt halen voor het weekend, sinds ze gescheiden zijn. Hoe zou de vlek op de bank eruitzien?

Cyclus. Het idee had postgevat toen ze voor het eerst ongesteld werd, anderhalf jaar geleden. Haar moeder mocht haar eierstokken wel lenen. Háár lichaam zou haar moeder haar tweede kind geven. Zelf zou ze bij papa gaan wonen. Niet dat het papa’s kind was, en van mama eigenlijk ook niet, maar het ging om het idee. Mama zou gelukkig zijn. En papa zou nooit slaan.

6:14. Tweeëntachtig turfjes staan er al. Het flesje dat ze uit de voorraadkast van haar scheikundeleraar jatte is inmiddels leeg. Vandaag zet Sterre er met roze merkstift nog één streepje bij. Het etiket is al niet leesbaar meer, alleen de c en y heeft ze onbeschreven gelaten. Al drieëntachtig dagen is ze niet ongesteld geweest. Een test heeft ze niet gedaan, ze wist gewoon dat het raak was. In haar buik zit geen embryo meer, maar een foetus. Tijdens biologie had Sterre het gegoogeld. De minitampons die mama voor haar blijft kopen belanden ongebruikt in de hygiënebak op het schooltoilet.

Moeilijk was het niet om haar plan uit te voeren. Ze verleidde de scheikundeleraar op vrijdagochtend, het vierde lesuur. Terwijl haar klasgenootjes hun boterhammen wegwerkten in de aula, liet Sterre zich nemen in de voorraadkast. Zodra hij was gekomen maakte hij zich uit de voeten. Zij moest ervoor zorgen dat ze het zaad zo lang mogelijk vasthield. Dat had ze opgezocht toen hij het hoofdstuk ‘Chemische reacties’ introduceerde. Dus bleef ze daar maar liggen. Op de grond, met haar benen omhoog, hakken tegen de stellingkast. Sterre staarde naar de flesjes. Cyaankali. Ze herkende het woord uit de Van Dale. Was dat niet verboden? Ze stopte er een in haar tas.

Sterre ruikt de geur van verbrand brood. Ze krijgt altijd twee geroosterde boterhammen als ontbijt, bijna zwartgeblakerd. Haar moeder weigert een nieuwe broodrooster te kopen. Alleen de timer is toch stuk? Aangebrand omdat ze niet kan ruiken, zegt zij. Sterre weet toch dat mama haar reukvermogen verloor toen ze naast haar studie in een verffabriek werkte? Dat weet ze. Maar Sterre weet ook hoeveel maniertjes mama kan verzinnen om haar te kwellen. Het is veel erger dan de cyclothyme stoornis die ze haar psycholoog voorwendt. Een post-it ritselt over de vloerbedekking onder de deur door. Streepjes voor het aantal dagen dat haar moeder niet tegen haar gesproken heeft, zet ze niet. ‘Nog een kwartier.’

6:20. Sterre opent haar slaapkamerdeur. Ze trapt op de post-it en ademt diep in terwijl ze de trap af loopt. Nog steeds ruikt het naar amandelen, hoe hard haar moeder de bank ook heeft staan boenen met citroenzuur. ‘De muren zijn nog wit, mama. Ik heb ze niet aangeraakt.’ Sterre spreidt haar roze vingers naar haar uit, houdt haar moeder haar wang voor en incasseert de klap. Ze gaat aan de keukentafel zitten, achter het bordje verbrande boterhammen, en besmeert het zwart met het oranjeroze van de abrikozenjam. Vandaag gaat ze haar geheim verklappen. Vanuit haar ooghoek kijkt ze naar de witte suède bank in de woonkamer. Die roze gloed bevalt haar wel.

6:32. Papa kan er elk moment zijn. Hij neemt haar mee, ieder eerste weekend van de maand. ‘Cyanose.’ Sterre schrikt van haar eigen stem. Mama begint blauw te worden. In haar gezicht zie je het al. Sterre zet haar bordje op het aanrecht. Zou mama al voelen dat haar de adem wordt ontnomen? ‘Mama?’ vraagt ze. Haar moeder kijkt haar woedend aan, maar Sterre doet geen stap naar achter. Niet meer. ‘Je krijgt je tweede kindje.’ Sterre legt haar roze vingers op haar buik. ‘Van mij.’ Mama’s blauwe ogen worden groot. Ze hapt naar adem. Met haar rode vingers met blauwe nagels probeert ze zich nog vast te klampen aan het aanrecht, maar ze stort al in. ‘De bank, mama, het zat op de bank.’

6:33. Getoeter. Sterre huppelt naar buiten. Dit keer zal ze bij papa blijven.