De eerste keer reed Tineke zelf. Bij de poort schreeuwde ze door de intercom dat ze opgenomen wilde worden. De slagboom ging omhoog en ze kon doorrijden. Ze liet de motor van de auto draaien en rende naar binnen. De eerste de beste witte jas die ze tegenkwam was ik. Ze zei dat ze er niet meer tegen kon. Ze wilde zo graag in evenwicht zijn. Ik nam haar mee naar een kamer en wachtte samen met haar op een van onze psychiaters. Dit keer was het mevrouw Tambour, een dame van middelbare leeftijd. Ze deed me altijd denken aan mijn docent Frans. Goed gekapt, elegante kleren en met een blik die zei dat alles goed zou komen.
Volgens Tineke vroeg onze psychiater: ‘Waar kan ik u mee van dienst zijn?’ Met twee vuisten had Tineke op het bureau geslagen en gebruld dat het allemaal moest ophouden. Mevrouw Tambour had niet gereageerd. Tineke was gaan staan en vertelde dat er elke nacht drie mannen haar slaapkamer binnendrongen. Ze pakten haar beet en bonden haar polsen aan de spijlen van het bed. Daarna trokken ze haar kleren uit terwijl ze lachten. Om beurten verkrachtten ze haar. Overal handen, altijd voelde ze overal handen. In en op haar. Het leken er steeds meer te worden. Elke avond viel ze halverwege weg terwijl de geur van pis en stront haar neus binnendrong. Mevrouw Tambour zou haar handen gevouwen hebben en een zin begonnen zijn met het woord waanbeeld. Ja, ik ben niet gek, had Tineke geschreeuwd. ‘Als ik gedacht had dat het echt was, was ik wel naar de politie gegaan.’
Tineke werd vrijwillig opgenomen. We konden haar helpen via medicatie en een paar maanden later verliet ze de inrichting. Ze bedankte alle begeleiders. Ze was zo blij dat ze weer rustig kon slapen. In het begin werd ze buiten de inrichting geholpen door hulpverleners maar al snel moest ze het allemaal weer alleen doen. Elke dag zat ze thuis uren voor de televisie of deed ze spelletjes op haar mobiel. ’s Avonds ging ze vroeg naar bed en viel alleen in slaap. Haar omgeving verloor Tineke uit het oog en vergat haar.
Ook bij mij was Tineke vervangen door andere patiënten. Tot ik haar een jaar later uit een chique auto zag stappen. Ik liep naar haar toe en zei dat ze vergeten was de motor af te zetten. Het was als grapje bedoeld. De man in de auto schrok en reed weg. Met beide handen pakte ze mijn gezicht en keek me met grote ogen aan. Haar huid was bleek.
‘Ben je gestopt met je pillen?’ vroeg ik toen ik haar grote ogen zag.
Langzaam knikte ze haar hoofd. Haar demonen hadden haar gemist. Ze konden niet zonder haar.
De tweede keer werd Tineke gebracht. Door twee collega’s werd ze in de kamer van mevrouw Tambour geduwd. Toen ik later met de voorgeschreven medicatie binnenkwam, hield ze haar handen stijf voor haar mond. Haar irissen leken opgejaagde vissen.
Na een paar maanden mocht ze uiteindelijk weer vertrekken. Dit keer bedankte ze ons niet toen ze de inrichting verliet. Drie dagen later stapte ze van het perron vlak voordat de intercity voorbij raasde.