E
erst hoor ik gedempt gevloek, dan gestommel en geroep. Het is vrijdag, ik ben weer thuis. Ik zit in de achtertuin. Het leek een rustige middag te worden in de verse, droge hitte – tot nu. De luide stem van Joey, ons buurjongetje van twee. Kwetsbare klanken. Ze is weer bezig.
‘Schering en inslag hiernaast,’ zei mijn vader deze week op WhatsApp, een opgestoken duim erachter.
De achterdeur van de buren zwiept tegen de deurstopper en trilt even na.
‘Naar buiten, nu,’ zegt Corine. ‘Hop.’

Toen ik hier aankwam, voelde ik een paar keer aan mijn broekzakken. Mijn sleutels liggen nog in Utrecht. Geeft niet, dacht ik, ik wacht wel tot mijn vader thuis is, de zon schijnt toch.
‘Naar buiten, verdomme!’ Corine komt met grote stappen de tuin in en sleept de groene tractor van Joey met zich mee. De schutting is weg omdat we het altijd goed met de buren konden vinden.
Haar zwarte jurkje zit opgefrommeld rond haar bovenbenen, ze sjort het omlaag tot het normaal zit. Ze vloekt nog eens en tilt de tractor op. Joey komt op blote voeten achter haar aan.
‘Nou, mama,’ zegt hij. Corine doet alsof ik er niet ben. Ze kan me makkelijk zien zitten in de grote witte tuinstoel aan onze kant van de tuin. Er springt venijn van haar gezicht terwijl ze de tractor de lucht in slingert.

Dit soort dingen gebeurt alleen als Lucas niet thuis is. Hij maakt lange dagen bij een internetbureau, als software-ontwikkelaar voor wie het leven in de details zit. Zijn lange verschijning bestaat grotendeels uit een rust die zeldzaam is voor iemand van 25. De bereidheid om te dragen en te verdragen. Op zijn gezicht ligt de kalmte van sommige hotels. Lange gangen waar het altijd avond is.

De twee tuinen in één zijn een uitzondering in dit verder strak ingedeelde doolhof van zalmkleurige rijtjeshuizen. Joey komt weleens in onze tuin spelen, Lucas zit in het weekend vaak te roken en koffie te drinken met mijn vader, Corine komt soms in de avonden naar ons toe met snacks uit de frituur. De open tuin verweeft onze levens met elkaar.
Waar de schutting stond, staat nu een grote dubbele schommel. Als ik thuiskom, meestal op vrijdagen in de middag, zit Lucas vaak op de ene schommel te roken. Dan ga ik op de andere zitten en vraagt hij me hoe de week in Utrecht was.
‘Steek je wel iets op van die colleges, Bas? Wat kunnen ze jou nou leren over Nederlands?’
Daarna ben ik vooral aan het woord. Lucas praat pas weer als hij echt iets te zeggen heeft.

Toen ze hier kwamen wonen, balanceerde Corine op de grens van ondergewicht. Ze was 20 en keek met enthousiaste donkere ogen de wereld in. Met haar lange bruine haar, licht getinte huid, haar taille en de voorzichtige manier waarop ze blootsvoets door de tuin liep alsof die maar zo breed was als een plank, speelde ze een prominente rol in mijn gedachten. Soms keek ze om naar mij met een glimlach, terwijl ze extra langzaam wegliep.
‘Zo,’ zei mijn vader dan, en hij stak zijn duim op.
Mijn vader is een man van korte uitspraken en simpele pleziertjes. Hij kijkt een oude sitcom, leest een geschiedenisboek en drinkt bier. Op onze vakanties zijn er geen sitcoms, leest hij langer en drinkt hij ander bier.
Hij wou het dit weekend over onze vakantieplannen hebben, zei hij op WhatsApp. Ik weet nog niet of ik deze zomer meega. Voor mijn vader is het een heilige traditie, vooral omdat we alleen elkaar hebben. Ik vraag me af waar hij is – op vrijdagen werkt hij alleen in de ochtend. ‘s Middags is hij met pensioen, zegt hij altijd.

Toen Corine zwanger was, veranderde mijn droom in een herinnering aan iets dat nooit gebeurd was. Ze had een rem verloren.
‘Het gaat er wel af na de bevalling,’ zei ze regelmatig. Iedere keer als ze in de tuin naar ons toe kwam met gefrituurde snacks, waarschuwde mijn vader haar. ‘Je wil toch geen wandelende rollade blijven?’ Inmiddels kan Joey lopen en is Corine de kilo’s nog niet kwijt. Soms zie ik Lucas naar haar kijken en denk ik iets te herkennen in zijn ogen. Mijn droom was zijn werkelijkheid. Hij is op zoek naar vroeger, en niet alleen vanwege haar vervaagde vorm.
‘Met zulke ouders,’ zei hij vorig weekend toen we op de schommel zaten. ‘Ik had het moeten weten.’ Hij bedoelde hun straatse openhartigheid. Hoe meer Corines leven gevestigd raakt, hoe directer ze wordt. Woorden als knokkels tegen zijn wang.
‘Hoe anders zijn jouw ouders,’ zei ik. Vanwege de verdwenen schutting ken ik ook hun families.
‘Zorgzame mensen,’ zei ik. ‘Dat zie ik terug als ik jou met Joey zie.’
‘Soms vraag ik me af of zij dat zorgzame ook heeft,’ zei Lucas.
‘Misschien is het een fase,’ zei ik. Lucas was lang stil, tot hij een sigaret opstak en met een korte ‘hm’ aankondigde dat er iets kwam.
‘Laatst zei ze, “Je weet het hè, als we tien jaar samen zijn, ga ik bij je weg”.’
‘Zei ze dat?’ vroeg ik.
‘Ja, dat zei ze.’
‘Man, Luc,’ zei ik.
‘We hadden moeten wachten met Joey.’ Hij was zijn kalmte kwijt. Zo’n wankel moment waarop vraagtekens de leiding nemen.
‘Hoe lang zijn jullie nu samen?’
‘Bijna negen jaar.’ Lucas keek met hangende oogleden voor zich uit. Zijn voeten sleepten over het zand onder de schommel. ‘We hadden moeten wachten met Joey,’ zei hij nog eens, nu zachter. Mijn vader kwam naar buiten. ‘Is het weer gedoe, buurman?’ zei hij. ‘Als ik iets voor je kan doen, geef maar een gil.’
Hij stak zijn duim op naar Lucas.

De groene tractor landt op z’n kant en glijdt over de tegels. Corine loopt terug naar het huis terwijl ze haar haar in een paardenstaart doet. Misschien heeft ze me echt niet gezien. Joey loopt naar zijn tractor en knielt als een ambulancier met een brancard.
‘Hoi Joey,’ zeg ik. ‘Hoe is het met jou?’
Ik zwaai naar hem en ik glimlach. Als het mis moet gaan tussen die twee, dan hoop ik dat dat snel gebeurt. Dan komt Corine weer naar buiten.
‘Hé, Bas,’ zegt ze. ‘Ik had je niet gezien joh.’ Ze zet een pakje drinken op Joeys kleine stoeltje naast de bijkeukendeur. Even zie ik haar weer voor me zoals ze vroeger door de tuin liep. Ik moet haar zeggen dat ik mijn sleutels vergeten ben, en met haar mee naar binnen gaan, maar ze doet de deur al dicht. Ik hoor het langzame draaien van het slot.

Joey kijkt naar mij.
‘Hallo,’ zeg ik. Ik hoor iets bij onze tuindeur. Mijn vader, denk ik even, maar de deur blijft dicht.
‘Dinken,’ zegt Joey.
‘O, wil je iets drinken?’ Taalnazi, denk ik bij mezelf, je kunt het zelfs niet laten om een kind te verbeteren. ‘Heeft ze het pakje niet opengemaakt voor je?’ Tussen de twee schommels door loop ik de tuin van de buren in.
Ik haal het rietje uit het plastic en druk het in de kleine grijze cirkel boven op het pakje. Dan kijk ik op. In de reflectie van mijn gezicht in het raam zie ik iets bewegen. Ik zet een stap naar voren en zie Corine. Haar armen rusten op de bar in de keuken. Ze staat een beetje voorovergebogen. Haar gezicht hangt boven haar armen en gaat heen en weer. Een hand pakt haar paardenstaart vast. Ik herken de hand. De duim.

Na het eten zit ik op een van de schommels. Mijn vader was naar de friettent gelopen zodat hij uit mijn buurt was. Even later merkte ik dat een frikandel speciaal minder goed smaakt in stilte. De rest van de avond verstopt hij zich achter een boek, verwacht ik. Met een bier in zijn hand en op de achtergrond een lachband.
Het is fris buiten. Ik zit te bedenken wat ik deze zomer ga doen in Utrecht. Dan hoor ik de achterdeur van de buren opengaan, nu zonder klap. Lucas komt naar buiten. Corine steekt haar hoofd door de deur en geeft hem een kus. Het enthousiasme is terug in haar donkere ogen. Ze draait zich om en verdwijnt.
‘Wat doe jij ineens blij,’ zegt Lucas binnensmonds. Hij kijkt haar na, zijn blik genesteld in het vet op haar rug. Hij pakt de tractor op en zet die in de schuur. Dan komt hij op de andere schommel zitten.
‘Alles oké, Luc?’ vraag ik. Zijn sneakers gaan weer schrapend over de grond. Een sigaret in zijn rechterhand, aansteker in zijn linker, zijn rug krom.
‘Ze heeft stemmingswisselingen, niet normaal,’ zegt hij. ‘En de hele tijd zin.’ Volgens mij zou hij nu die gil wel willen geven, maar kan hij dat beter laten.
‘Zo,’ zeg ik. ‘Heb jij geluk.’
‘Nou,’ zegt hij. ‘Volgens mij is er nieuws dat ze me nog niet verteld heeft.’ Het voorspelbare gekraak van de schommel, als een oud schip in een hoorspel.
‘We komen er wel doorheen,’ zegt Lucas. ‘We zijn al bijna negen jaar samen.’ Hij kijkt omhoog. De lucht boven dit doolhof bevat soms een helderheid waar je eerst niets van wil weten.