Een gure avond na een dag die alweer onopgemerkt voorbijglijdt. Op translate.google.com laat hij zijn notities over z’n leven vanuit het Engels terugvertalen naar zijn moedertaal.
E-mails willen weten hoe het met hem gaat. Hoe het bij hun is, of het ook zo donker en koud blijft de hele dag.
Of ze dat soort informatie echt willen weten lijkt hem op z’n minst onzeker. Alledaagse praatjes van het thuisfront klinken steeds vaker als omslachtige kunstgrepen om de facto niks te zeggen. Om de leegte gezellig te vullen met desinteresse voor de wijdheid van helemaal niks.
Hij overdrijft.
Het kan de zevende of twintigste dag op rij zijn dat hij door hetzelfde venster het vallen van de avond heeft gemist, hij kan het zich eigenlijk niet herinneren.
Hoeveel zorg hij heeft besteed aan de transformatie van hem naar him, he––who has made every effort to adopt all those tiny idiomatic details of his quotidian surroundings, stolen phrase, yet has gradually become so accustomed to his new self that, sometimes, contemplating in English seems less of an effort than it does in his mother tongue.
Wat wel en niet waar is natuurlijk. Niks is makkelijker en lekkerder en stiller dan zijn eigen Nederlands.
In dezelfde periode is hij begonnen te schrijven over zijn leven in de derde persoon, vertaalt Google als hij door zijn erectie merkt dat hij al een tijdje met zijn handen onder de dekens aan het friemelen is, net zoals hij vroeger deed.
Hij begint zich af te trekken maar is niet geil genoeg, stopt en ruikt aan zijn vingers, net zoals hij vroeger deed. Hij beeldt zich in hoe hij erbij ligt en haalt zijn schouders op, bewust van het cliché dat hij belichaamt. Onder de deken vindt hij een halve wortel die hij een dag of langer geleden niet heeft opgegeten, slap.
In gedachten zucht hij dramatisch, waarna hij zichzelf hardop hoort lachen en geschrokken om zich heen kijkt of niemand zijn binnenpretje heeft gehoord, waarna hij tot de conclusie komt dat hij heel even is vergeten dat er helemaal niemand is die hem kan horen, dat hij helemaal alleen is in hun appartement.
Natuurlijk, hij had het zich anders voorgesteld. Maar eerlijk gezegd weet hij niet goed onder woorden te brengen hoe anders er uit had gezien toen ze besloten te verhuizen. Toen hij zich gedwee aan haar innemende enthousiasme had overgegeven.
Zijn herinneringen liggen onder de oppervlakte van hun inrichting die nu de zijne is, waarvan nog maar weinig te zien is behalve wat uitgeworpen kleren. En niemand die er iets van vindt.

*
Als hij door hetzelfde venster naar de overkant kijkt ziet hij de wind zingen door het hangende uiteinde van de half ingerolde zonnewering, boven de islamitische slager. Van links naar rechts, van links naar rechts als de wave door een galmend voetbalstadion.
Alleen stiller en eenvoudiger en minder onveilig, zonder mensen.
Slechts een simpele, kalme onrust waait door de stof. Bijna geruisloos. Alsof je een onheil voelt naderen terwijl je moeder je zachtjes aanraakt en geruststellende woorden toefluistert. Onmogelijk groter kan het contrast zijn met de meerstemmige massaliteit van de joelende voetbalsupporters die hij zich herinnert van televisie.
Hooligans riepen joden en maakten apengeluiden terwijl de teen van Patrick Kluivert de Europa Cup won toen hij vier was. Brullend op iemands schouders richting het Museumplein was kippenvel voor altijd.
Eén keer is hij in een stadion geweest. Toen hij zeven of acht of negen werd. Als verjaardagsfeestje mocht hij zijn vriendjes uitnodigen voor een rondleiding door de Amsterdam Arena. Er kwam geen wedstrijd aan te pas.
Ook zonder bal kon hij voetballen, zeiden zijn ouders. Het doelpunt dat elke wedstrijd zou beslissen maakte hij zo vaak in gedachten dat hij er bijna in ging geloven. Hoe graag hij niet een echte wedstrijd had meegemaakt, gespeeld. Een verlangen dat werd versterkt doordat hij niet op voetbal mocht.
Soms sneuvelde er een spiegel in de gang en zei hij dat de katten dat gedaan hadden. En soms vloog er een tennisbal door het open venster naar beneden, drie verdiepingen lager in de tuin van de geïrriteerde onderburen. Op een tafel in een bloempot of een plant of op een kreunend konijn.
Zijn kinderkamer opgeborgen in nostalgie.
Zijn ouders die hem naar bed stuurden voordat de wedstrijd op tv was afgelopen.
Zijn vriendjes die later mochten opblijven dan hij.
*
Hij wil het natuurlijk liever niet toegeven maar zijn huidige immobiliteit is een warm bad voor de ontplooiing van zijn zelfmedelijden. In bed liggen opgeschorte mogelijkheden te treuzelen. De enige conclusie die hij trekt uit de vergelijking tussen toen en nu.
Nu blaast de wind de kou door het enkele glas van hun ramen. Zijn ramen.
Nu is de waarheid die hij aan niemand weet te vertellen dat hij is verlaten door de reden van zijn emigratie. Twee of drie maanden geleden.
Nu is de waarheid dat hij niks te melden heeft.
Hij is benijd. Zeker.
Wat een geluk hij had, hadden zijn vrienden gezegd. Dat hij voor zijn werk nergens aan gebonden was behalve een stabiele internetverbinding. Dat-ie ervan moest profiteren, man, omdat hij niet, zoals zij, vastzat aan ingeslopen verplichtingen. Met groot gelijk hadden ze hem het avontuur ingezwaaid.
Dat ze jaloers waren, had hij gehoopt dat zijn vrienden zouden zeggen. In het begin toen hij foto na foto op zijn tijdlijn plaatste. Koffieslurpend van de liefde terwijl zijn vrienden kwebbelend luiers verschoonden.
Wat een cliché het is, denkt hij dat zijn vrienden zouden zeggen. Als hij hun zou vertellen hoe het zit, hoe hun verhaal geëindigd is. In een stil en leeg appartement.
Dat hij gewoon naar huis kan komen, zullen zijn ouders zeggen. Als hij hun vertelt hoe het zit. Hoe hun zoon is verlaten, zijn dagen doorbrengt in zijn eentje.
Dat hij zich niet zo moet aanstellen, vindt hij. Als zijn hart overslaat bij elk bericht dat hij krijgt, elk telefoontje of telefoongeluid. In de hoop en angst dat zij het is, het niet is.
Terwijl hij toch niet reageert.
Achter de afwezigheid van zijn reacties op de lieve en onschuldige en nietsvermoedende berichten van vrienden, zijn ouders, haar, ligt het verlangen naar openhartigheid dat hij niet kan waarmaken.
Maar hij heeft toch genoeg films gekeken om een beeld te kunnen schetsen van een geslaagde integratie en genoeg gelezen om op z’n minst iets te kunnen verzinnen over wat hem zogenaamd bezighoudt. Kleine leugens die hem van zijn schuldgevoelens kunnen afhelpen door toch maar iets te antwoorden.
Maar nu fictie een keer functioneel kan zijn is de realiteit dat het hem niet lukt een geloofwaardig verhaal te bedenken of iets dat daarop lijkt.
De realiteit ligt in bed zonder verhalen of vriendin.
De realiteit is een knipperende cursor in een leeg venster van een nieuwe e-mail.
Re:
*
Voor zijn feestje in de Arena had hij één meisje uitgenodigd en niet alleen maar jongens, hadden zijn ouders voorgesteld. Want het was niet raar om ook met meisjes om te gaan. Zij kon toch ook voetballen?
Hoe zenuwachtig hij was om haar te vragen herinnert hij zich nu nog.
Op school waren hij en zijn leeftijdsgenoten ondertussen bezig met grote mensen dingen, zonder het te weten natuurlijk. Jongens en meisjes ontdekten elkaar in regelmatige rivaliteit. Je wilde wel en niet volwassen zijn.
Rond zijn verjaardag was het weer eens de jongens tegen de meisjes. Dat leverde moeilijkheden op toen hij zijn zelfgeknipte en -getekende en -geschreven verjaardagsuitnodigingen wilde uitdelen aan de kinderen die mochten komen op zijn feestje.
Zorgvuldig uitgekozen en geselecteerd door zijn ouders.
Hartkloppingen als hij haar zag. Volgens zijn herinnering de eerste keer. Hij was, dat wist hij toen nog niet, voor het eerst op iemand.
Na schooltijd bleef zij vaak nog met de andere kinderen uit de buurt op het schoolplein spelen. Ook die keer toen zijn moeder hem zoals altijd stond op te wachten bij de ingang en vroeg hoe de dag was geweest. Of het leuk was geweest en of hij alle uitnodigingen had uitgedeeld.
Ja en nee.
Wat had hij moeten antwoorden?
Het jongetje van zijn toekomstige zelf probeerde voet bij stuk te houden. En voet bij stuk betekende op voet van oorlog. De meisjes waren stom en hij moest boos blijven en boos kijken en boos doen. Doen alsof ze hem niks kon schelen.
Hij wist niet of hij ooit tegelijkertijd zo zenuwachtig en verdrietig en bang was geweest als toen hij zich voorstelde dat zij niet op zijn feestje zou komen. Omdat hij haar geen uitnodiging had durven geven.
*
Kinderen heeft zijn vriendin, zijn ex, altijd gewild.
Alleen van hem, was de gedachte toen.
Op Facebook zijn ze nog steeds een stel. Om eerlijk te zijn weet hij niet zeker of iemand echt weet dat ze uit elkaar zijn, wat het des te onwerkelijker maakt. Behalve misschien zijn buren en al haar vrienden.
Op de foto’s die hij destijds heeft gedeeld ziet hij twee mensen die hij amper herkent. Wat niet waar is maar wel bijna zo voelt.
Hij moet toegeven dat de apathie van zijn geheugen wel erg veel lijkt op een verlengstuk van zijn emotionele onvermogen toen ze hem verliet. Gewoon om de waarheid van hun toekomst te maskeren die als een uitgelezen boek is dichtgeslagen.
Toen ze hem verliet was het in eerste instantie net of hij háár verliet. Nadat ze duidelijk had gemaakt dat het over was, uit was, besefte hij dat hij háár aan het troosten was en niet andersom, merkte hij dat hij háár tranen stond weg te vegen en niet andersom.
Eerst had hij zich verwonderd over haar verdriet. Met tranen die, iedere keer nadat hij voorzichtig met zijn vingers de huid onder haar ogen had gedroogd, in steeds grotere getale leken terug te keren. Alsof ze hem het uiteenvallen van hun relatie verweet en zijn vingerbekommeringen zout in de wond strooiden.
Daarna was hij meer ontdaan door de constatering dat hijzelf niet in staat bleek om wat voor gevoel dan ook te generen, ook al is dat niet het juiste woord. Vervolgens met name door de onaangename erkenning dat hij steeds meer paste in de typisch rol van ongevoelige man.
Een volgroeide dooddoener.
Ze had misschien woorden willen horen die hij niet kon vinden. Zwijgend was hij haar rug blijven strelen.
Uiteindelijk had ze hem losgelaten. En alsof ze daarmee de verstandhouding weer in het gareel bracht, streek ze met de buitenkant van haar hand eventjes over zijn wang. Met een bedaarde glimlach liet ze hem achter, verdween terug naar de toekomst.
Sindsdien is hij nog maar weinig de deur uitgekomen.
Sindsdien heeft zij niks meer van hem gehoord, heeft hij geen moeite genomen haar te bellen of te sms’en of te schrijven toen hij zich afvroeg waar zijn groene trui met gaten was en zich inliet met de overtuiging dat zij hem wel moest hebben.
Sindsdien is er weinig veranderd behalve de feitelijke aanwezigheid van zijn gewichtsverlies, net zoals er weinig is veranderd sinds hij vanmorgen in zijn bed is blijven liggen behalve de conjunctuur van zijn gedachten.

*
Was het slim geweest om zijn moeder de uitnodiging te geven die hij niet had uitgedeeld? De uitnodiging waar haar naam op stond.
Háár moeder was er ook en kwam een praatje maken.
Uit de ongemakkelijke verhouding tussen het kind en de twee moeders kwam de vraag wanneer hij weer eens kwam spelen, kwam voetballen. Zijn moeder overhandigde haar moeder glimlachend de uitnodiging, die ze prachtig noemde. Ze zou het aan haar geven en wat een leuk idee, voegde ze eraan toe.
Daar kwam de opluchting. En het gevoel dat hij had gefaald. Hij had niet eens zelf de uitnodiging durven geven. Hoe kinderachtig en verlegen hij was. Alles wat hij niet wilde zijn als een man in groep vier, vijf, zes.
Maar zijn boosheid als jongen, op haar, op hun, op de meisjes, ebde weg in een diepe vreugde die hij slechter dan hij zou willen voor zichzelf probeerde te houden. Terwijl het niks meer kon schelen. Wat een brede glimlach. Ze zou komen op zijn feestje, in de Arena.
Ondanks of dankzij alles.
Zijn hartslag kalmeerde als een teken van hoe zenuwachtig hij niet meer was, maar wel was geweest.
Maar verrek, dat was wel jammer, zei haar moeder, toen ze de kaart beter bekeek. Dat ze uitgerekend dan, op zijn verjaardag op vakantie zouden zijn, gingen skiën. Een weekje eerder dan gebruikelijk.
*
Hoe laat is het?
The pitch black of the night has made the backlight of his laptop the only light source that lights the room, his face––again.
Soms kan hij zich moeilijk voorstellen wie hij aan het worden is, dat hij is wie hij aan het worden is, dat hij geworden is wie hij aan het worden is, enz.
Hij bestelt zijn boodschappen online en hoeft zelfs de bezorgdienst niet onder ogen te komen omdat het appartementencomplex in een pakketruimte voorziet waar bestellingen voor de bewoners veilig kunnen worden achtergelaten.
Maar de woorden, zijn notities die hij laat vertalen vanuit een Engels dat in hem eigenlijk maar een onsamenhangende compositie van napraten is, deze zinnen op zijn scherm, geven hem de behoefte om zich te douchen, de lakens te wassen, de lege potten pindakaas weg te brengen en het afval buiten te zetten. Of eerst in zakken te doen.
Alsof hij iets van eigenheid heeft kunnen terugvinden in een taal die via de omweg van algoritmes opnieuw de zijne wordt. En hem toestaat zijn lethargie te begrijpen als een keuze.
Hij zal zijn tanden poetsen en de keukenvloer dweilen, de afwas doen, zijn appartement stofzuigen, de deur uitgaan.
Enz.
