
Schrijf voor jezelf – ik hoor dit advies al jaren tijdens schrijfworkshops. Het is een standaardles, een die je vindt in alle schrijfhulpboeken, in alle top 10-lijsten met schrijversadviezen, meestal gevolgd door ‘schrijf vanuit je eigen ervaringen’ of ‘vermijd bijvoeglijke naamwoorden’. Het is ook geen slecht advies. Ik schrijf beter wanneer ik mij géén publiek voor ogen neem, wanneer ik een verhaal in de privésfeer vorm. Voor mezelf schrijven vermindert de angst voor prestatie, het geeft mij de mogelijkheid te falen zonder dat iemand erachter komt.
Het klinkt bovendien als goed advies omdat het iets nederigs heeft: schrijf voor jezelf, blijf dicht bij jezelf, pas dán vind je het verhaal dat je wil vertellen.
Het is helaas niet waar. Afgezien van in dagboeken schrijft niemand voor zichzelf alleen. Taal is communicatie, het is een gemeenschap, taal staat altijd tussen mensen in. Tussen schrijvers en lezers. Een bouwvakker legt ook geen weg aan opdat niemand behalve hijzelf eroverheen mag rijden. Schrijvers schrijven om – uiteindelijk – gelezen te worden, ook al duurt ‘uiteindelijk’ vaak veel langer dan gehoopt.
‘Writing in itself, as an activity, is neither beautiful nor consoling. It’s industry,’ zegt de Zuid-Afrikaanse schrijver J.M. Coetzee in een interview. Industrie. Ambacht. Arbeidzaamheid. Het heeft iets kwijnends, zijn uitspraak, alsof schrijven in wezen niet veel anders is dan plamuren. En misschien is dat ook wel zo, misschien zijn ze hetzelfde omdat de hoogtepunten en dieptepunten allemaal voor de arbeider zelf zijn – schrijvers kunnen hun geluk en ongeluk tijdens het schrijven niet delen. Het is van hen alleen.
Over wat hij mooi vindt aan schrijven, zegt Coetzee: ‘The pleasures of total engagement, hard thought, verifiable activity, verifiable results. Productiveness.’ Weer die markttermen. Verifieerbare activiteit, verifieerbare resultaten. Productiviteit. Het zijn termen die het schrijven allesbehalve romantisch maken. Er schuilt een stiekeme ironie in Coetzees uitspraken. Hij verzet zich tegen elk romantisch idee over het schrijverschap.
Voor Coetzee is schrijven iets intiems, iets wat je niet kan delen. De dieptepunten behoren alleen aan jezelf toe, maar daar staat tegenover dat de hoogtepunten óók aan jezelf toebehoren. Wat voor tekst ik ook schrijf, de ervaringen die ik tijdens het werken opdoe zijn van mij alleen, ik kan deze niet delen met een ander. Ik kan alleen het resultaat tonen, en het resultaat heeft, vreemd genoeg, bijna niets te maken met het maakproces. Of zoals een personage in Heart of Darkness het stelt: ‘I don’t like work—no man does—but I like what is in the work—the chance to find yourself. Your own reality—for yourself, not for others—what no other man can ever know. They can only see the mere show, and never can tell what it really means.’
Ik schrijf om te communiceren, om verhalen te vertellen aan anderen, om ze vanuit bepaalde perspectieven naar bepaalde dingen te laten kijken. Maar om dit te kunnen bereiken zonder ik mezelf af; ik sluit me op in mijn kamer en ik werk urenlang in mijn eentje aan een tekst. Ik raak gefrustreerd, ik word boos, vrolijk, gestrest, moe – en uiteindelijk, als alles goed gaat, voel ik me voldaan.
Ik kan erover vertellen, ik kan erover schrijven, maar er is niemand die in mijn ervaring kan kruipen.
In die zin is schrijven niet anders dan leven.