Catherina duwt haar knokkels in het deeg. Het is de basis voor een taart die ze voor haar man Peter bakt. Hij zei nog: ‘Ik wil mijn verjaardag niet uitgebreid vieren.’ Maar een taart bakken is niet uitgebreid, je hoort een taart te bakken als je echtgenoot jarig is, zeker als hij vijftig wordt.
‘Uitgebreid is relatief,’ zegt Catherina, terwijl ze het deeg kneedt. Ze drukt er hard in, draait het dan een kwartslag bij en drukt nog harder.
De laatste keer dat ze bakte, kreeg Peter het ongeluk en verloor hij zijn onderbenen. Ze bakte een Deense cake toen dat gebeurde. Een cake voor beginners, stond er onder het recept. De cake zat net in de oven toen Catherina opgebeld werd en te horen kreeg dat Peter in het ziekenhuis lag. Ze had een tijd gehuild, eerst van vreugde dat hij nog leefde, daarna van verdriet. Ze had wel uren kunnen huilen, maar ze kwam erachter dat de cake was aangebrand.
Vandaag staat zij weer aan het aanrecht en is hij weer in het ziekenhuis. Maar dit keer verwacht ze geen slecht nieuws. Dit keer hebben zij en haar man samen iets te vieren. Ze lacht, probeert op verschillende manieren te glimlachen. Sommige mensen lachen ook met hun ogen, maar Catherina gebruikt alleen haar mond als ze glimlacht. Ze trekt haar mondhoeken omhoog, zodat een deel van haar boventanden te zien is. Ze draait zelfs haar hoofd bij in de hoop dat ze dan vrolijker overkomt. Maar dan begint haar onderlip te barsten. Tegelijkertijd denkt ze aan hoe Peter vanochtend zuchtte toen hij zijn broek niet aankreeg.

Het is waar, denkt Catherina, het is waar dat zwangere vrouwen mooi zijn.

Hij zat op de bedrand en schoof zijn bovenbenen in de broekspijpen. Hij draaide met zijn heupen en trok tegelijkertijd de broek omhoog, maar hij kreeg hem niet aan. Hij vloekte een paar keer en keek op de klok. Toen hielp Catherina hem. Ze hield hem vast onder zijn oksels, trok hem kort de lucht in zodat hij zijn broek kon ophijsen. Daarna had ze hem weer neergezet. Ze lachte naar hem, maar hij keek niet omdat hij zijn broekpijpen opstroopte.
‘Vanwaar die haast,’ vroeg ze. ‘We hoeven pas over twee uur in het ziekenhuis te zijn.’ Waarop Peter zei: ‘Ik ga alleen’.
‘Doe niet zo raar, ik ga gewoon mee. Voor mij is het ook belangrijk.’
‘Ik wil ook niet dat je me brengt. Ik bestel wel een taxi.’
‘Nou ja zeg, Peter, praat niet zo raar. Ik kan je toch steunen? Ik denk dat het ook goed voor jou is als ik erbij ben.’
Ze hoopte dat hij haar nu wel zou begrijpen, maar hij zei niets. Hij staarde slechts naar haar. Ze had ineens de behoefte om getroost te worden. Toch moest ze iets zeggen. Het enige dat in haar opkwam, was: ‘Ik ben je vrouw en daarom hoor ik mee te gaan’. Maar ze voelde zelf al hoe triest die woorden zouden klinken. Laat staan wat Peter ervan zou denken…
Misschien had ze het toch gezegd, want Peter wendde zijn blik van haar af. Hij ademde kort door zijn neus en schudde zijn hoofd. ‘Zie je wel,’ zei hij. ‘Je begrijpt er niets van.’
Catherina doet de taart in de oven en loopt naar zolder. Voordat Peter had gezegd dat hij zijn verjaardag niet uitgebreid wilde vieren, had ze een Abrahampop en een verkeersbord met 50 erop gehuurd. Op zolder lagen die dingen veilig. Daar kwam Peter toch niet meer. Waarschijnlijk zou Peter de Abraham wel uitgebreid vinden, maar een Abraham hoort er gewoon bij als je man vijftig wordt. Daarnaast neemt ze na het ongeluk veel van zijn uitspraken niet meer zo serieus. Vooral niet meer na die keer toen zij hem ‘s nachts naar de wc moest brengen. Ze keek hoe hij met zijn stompjes op de wc zat, bang dat hij eraf gleed. Het duurde lang voordat hij plaste.
‘Doe het licht uit,’ zei hij, ‘ik wil niet meer dat je me ziet.’
‘Dat gaat toch niet,’ zei ze. ‘Trouwens, ik vind je nog steeds even mooi.’
‘Weet je,’ zei hij. ‘Soms haat ik je.’
Hij kroop alleen terug naar de slaapkamer.
Voordat ze weer in slaap viel, keek ze naar zijn rug. Ze luisterde of hij sliep. Ze streelde met haar hand over zijn rug, langs zijn heup en liet haar hand iets boven zijn knie rusten, luisterde nogmaals, maar trok uiteindelijk haar hand weg. Ze dacht aan vroeger en aan hun seksleven.

illustratie Romy Claessen bij tekst Pieter Olde Rikkert
Ze heeft de Abraham op een tuinstoel gezet. De pop is van buigzaam plastic. Zo kan ze zijn rechterarm in de lucht laten steken. Het verkeersbord zet ze ernaast. Als ze zich omdraait, ziet ze haar buren de straat in komen rijden. Ze zijn naar een bouwmarkt geweest en dragen samen een kartonnen doos uit de auto.
‘Nee lief,’ zegt Johan tegen Marianne, ‘laat mij dit maar dragen.’
‘Schatje,’ zegt Marianne, ‘ik kan heus wel iets hebben hoor. Pak jij die andere kant maar. Zie je, zo zwaar is dat bedje helemaal niet.’
Catherina kijkt lang naar hen. Marianne draagt het uiteinde van de doos tussen haar borsten en buik. Het is waar, denkt Catherina, het is waar dat zwangere vrouwen mooi zijn.
Dan denkt ze ineens weer aan de taart. Ze rent de keuken in. Ze smeekt nog: ‘Alsjeblieft, alsjeblieft, alsjeblieft’. Maar ze weet het al wanneer ze de ovendeur opent. Aangebrand. Alweer aangebrand.
‘Waardeloze trut.’ Ze gooit de ovendeur dicht en vraagt zich af of ze het nog redt om naar de supermarkt te gaan. Maar ook nu is ze te laat, want er stopt een taxi voor haar huis. Haar man stapt er zonder hulp uit.
Bij het zien van haar man, is Catherina de taart alweer vergeten. Dolblij kijkt ze naar hem van een afstand. Haar onderlip trilt, maar die emotie heeft ze onder controle door vlug naar de voordeur te rennen. In de hal kijkt ze in de spiegel naar zichzelf. Ze knijpt haar ogen iets samen. Dan loopt ze naar buiten.
‘Mijn God, lieverd, je benen!’ Ze loopt naar haar man. Ze kust hem twee kussen op zijn wang, maar haar man heeft zijn aandacht op de Abraham gevestigd.
‘Catherina,’ zegt Peter, ‘wat is dit?’
Catherina hoort hem niet. Ze bukt zich en tilt zijn broekspijpen op. De protheses zien eruit als de benen van een pop.
‘Wat geweldig Peter. Je ziet er zo goed uit. Toe, loop eens een stuk.’
Met kleine stappen loopt hij naar de Abraham.
‘Lieverd, je zou jezelf moeten zien. Je loopt fantastisch, echt waar.’ Terwijl ze dit zegt, schudt Peter zijn hoofd. Voor de Abraham blijft hij even staan. Catherina ziet alleen zijn rug. Ze wacht op een ontroerde reactie, of op zijn minst op een glimlach van waardering. Maar Peter doet niets, hij blijft slechts staan. Ze krijgt het koud en ze denkt dat haar buren kijken. Ze wil naar hem toelopen, maar dan trekt Peter de pop van de stoel.
‘Wat heb ik nou gezegd, Catherina,’ zegt hij. ‘Je begrijpt het echt niet hè. Ik zeg dat ik mijn verjaardag niet uitgebreid wil vieren en wat doe jij?’
Hij trekt aan de benen van de pop en sleept ermee door de tuin, tot hij zijn evenwicht dreigt te verliezen. Dan laat hij zijn prothese zien. ‘Kijk, Catherina, kijk hoe fantastisch! Ja, laten we dat lekker gaan vieren. Mijn verjaardag met benen, wat een feest! Alsof er niets gebeurd is, of niet Catherina?’
Maar Catherina antwoordt niet. Ze staart naar Peter, die weer op eigen benen staat. Hij heeft een rood gezicht, ademt hevig en zegt zacht iets, maar daar let Catherina niet op. Ze denkt aan hoe zij zichzelf net in de keuken noemde.
Ze kijkt naar het huis van haar buren. Op de bovenverdieping achter een raam ziet ze Johan en Marianne het bedje in elkaar zetten. Hoe ze precies kijken weet ze niet, maar ze weet zeker dat ze het heel gelukkig zijn samen.