1.
Je stond in de keuken.
Lhana en jij zouden ontbijt voor haar maken, het was een verrassing.
Jullie hadden een wijnglas nodig voor de jus d’orange. De glazen stonden op een hoge plank, je kon er niet bij.
Je wilde het haar niet vragen, dan was de verrassing eraf.
Bovendien: je wilde indruk op Lhana maken.
Je deed de klep van de vuilnisbak dicht, je klom erop. En daarna klom je op de koelkast, zo kon je bij de wijnglazen.
Op de koelkast lag een dienblad. Het was een kleine keuken.
Het raam was open. Het huis was op driehoog.
Je kieperde het raam uit.
Je zag één kat – Maupie – in een mandje voor een haarvuur liggen, of misschien was het een gaskachel. Je zag de andere kat – Nikkie – door de sneeuw lopen.
Je kwam een verdieping lager op het platje neer. Daar was de keuken die bij het café op de begane grond hoorde, Café De Pool.
Je riep: Mama! Je noemde haar nooit ‘mama’, altijd bij haar naam.
Je was op gebroken glas gevallen: een gebroken wijnfles, redeneerde je later. Of de fles brak toen je erop viel.
In je rechterwang zaten twee sneden, exact parallel aan elkaar, maar dat zagen jullie beiden toen nog niet. Ook had je een wond in je hals. Later zei je: De wond was vlak bij mijn halsslagader. Ik had wel dood kunnen zijn.
Ze pakte een theedoek en hield die tegen je gezicht.
Aan de straat namen jullie een taxi naar het ziekenhuis.
Later was er een doek over je gezicht en haar hand en een ei met kleine stukjes gekleurde kauwgom uit de kauwgomballenautomaat en Annie. En er waren twee langwerpige littekens, exact parallel aan elkaar. Als de scheermesjes die je op het strand vindt.
In je rechterwang zaten twee sneden, exact parallel aan elkaar, maar dat zagen jullie beiden toen nog niet.
2.
Je stond in de keuken.
Lhana was erbij.
Je ging op de vuilnisbak staan. Je klom op de koelkast. Het was een kleine keuken.
Het raam was open. Het huis was op driehoog.
Je kieperde het raam uit.
Je kwam een verdieping lager op het platje neer. Daar was de keuken die bij het café op de begane grond hoorde, Café De Pool.
Je was op een stuk golfplaat gevallen, zei hij.
Later dacht je: Vandaar dat de wonden in mijn wang exact parallel waren. Als de scheermesjes die je op het strand vindt.
3.
Je stond in de keuken.
Lhana en jij waren geen ontbijt aan het maken.
Ze had gevraagd of jullie een glas wijn voor haar wilden inschenken.
Het was niet in de ochtend, het was ’s middags.
Ze had veel aan haar hoofd, hij was niet altijd makkelijk.
De glazen stonden op een hoge plank, je kon er niet bij. Je klom op de koelkast.
Op de koelkast lag een dienblad (misschien een plank), zo paste er meer op. Het was een kleine keuken.
Het raam was open. Het huis was op driehoog.
Je kieperde het raam uit.
Je kwam een verdieping lager op het platje neer. Daar was de keuken die bij het café op de begane grond hoorde, Café De Pool.
Later zei ze: Ik keek en ik zag ineens maar één kind staan in plaats van twee. Ik dacht: dit was het dan, nu ben ik geen moeder meer.
Je was op een gebroken vaas gevallen, zei ze. Of een schaal. Hij lag daar al langer, het kwam er maar niet van het op te ruimen.
In je rechterwang zaten twee sneden, exact parallel aan elkaar, maar dat zagen jullie toen nog niet. Ook had je een wond in je hals. Vlak bij je halsslagader. Je had wel dood kunnen zijn.
Ze pakte een theedoek en hield die tegen je gezicht.
Aan de straat hield ze een taxi aan en zei: Naar het [-] ziekenhuis. (Ze weet niet meer welk ziekenhuis ze noemde.)
De taxichauffeur zei: Dat ziekenhuis bestaat niet meer.
Ze zei: Nou, dan naar het dichtstbijzijnde.
Dat was het Onze Lieve Vrouwe Gasthuis, waar je, zes jaar eerder, was geboren.
Ze zei: En ze bloedt niet op de achterbank, want ik heb een theedoek.
Na die dag werd ze voorzichtiger, hield je beter in de gaten.
Jullie gingen weg uit de stad. Hij bleef in de Oude Hoogstraat wonen.
Hij leidde hetzelfde leven en jullie op een bepaalde manier ook, niet meer op dezelfde plek maar wel dicht bij elkaar.
De littekens werden vager met de jaren.