Wil je deze gedichten liever beluisteren? Luister dan hier naar de aflevering van Tijdschrift Ei de Podcast waarin Lena Plantinga haar eigen Paardenpoëzie voorleest. 


I. Nog altijd een paardenmeisje

Ik steek mijn handen in een prullenbak in de hoop
het pakje sigaretten te vinden dat ik hier vanmiddag
voor goeie voornemens heb ingeruild

mijn kaken zijn zuur    geef me liever die laag teer
over mijn tong zodat ik met mannen kan praten
zonder iets te hoeven zeggen    alleen over politiek misschien

maar alles wat ik vind is een meisje op haar paard
en een opa op zijn bromfiets

het paard draagt het meisje door het bos   voor   even
gaat alles vanzelf denkt het meisje    de benen van het paard
de zon    zomer    water    borsten    het naderen
van klokslag vier uur    de opa bromt erachteraan
hij roept wat maar de wind pakt hem zijn woorden af

en op een gegeven moment moet je afremmen
ook als je paard niet stoppen wil    stuur dan naar een boom
al heeft een paard geen stuur en kan het uitwijken

een sprong gevolgd door een val

ga dan niet huilen als je een opa hebt die niet zo fragiel is
niet breekbaar met rimpels langs de mondhoeken
zoals opa’s horen te zijn

er zijn meer mannen die schreeuwen met hun handen

ze draven één voor één voorbij    voorop de vader van mijn beste vriend
een auto-instructeur   leraar Engels    de buurman van links tegenover    Ko van de snackbar
een stalhulp genaamd Erik    iedereen behalve mijn eigen vader    die schrikt
en me waarschuwt als hij weet dat ik ga huilen

zoals de man die me bekijkt terwijl ik nog altijd
gebogen sta    met mijn hand in de prullenbak

hij kan het ruiken

geld zal ik niet vinden meneer    wel een paard

en een te zacht meisje, ik krijg haar niet
in de juiste vorm gekneed

de sigaretten zijn nat geworden
vallen uit elkaar als de woorden van de man
het zal wel over de politiek gaan
of   over   mijn   borsten

en ik glimlach
omdat het vanzelf gaat.


II. Charlotte

we zitten in het weiland, voor ons liggen rozijnen
en een pakje Marlboro Light waarvan je onvruchtbaar wordt
de sigaretten hangen uit onze mond als lollystokjes
er is geen aansteker nodig, als we lang genoeg wachten
smeulen we vanzelf weg

tot die tijd praten we over Jonas
ik ken geen Jonas maar dat hoeft ook niet

een zomerwind springt op uit het gras
hij vouwt zijn handen onder het rokje van Charlotte
een zucht onthult: roze onderbroek van de Hema
zie daar: om de stof heen rusten twee witte vleugels
van polyester

mijn gehemelte kriebelt
zoals het ook doet wanneer iemand zijn tong naar me uitsteekt
als een paard zijn neus tegen mijn buik aandrukt
of over mijn handpalm likt; soms doe ik dit zelf
zo oefen ik zoenen

Charlotte doet Jonas na, haar bovenbenen wiebelen
pas nu zie ik hoe rond ze zijn, als kippendijtjes
om in te bijten of je hand op te leggen

ze veert op, snel
ga ik liggen en vraag de wind nog eens te komen
kom dan kom dan alsjeblieft kom nog één keer eventjes maar

‘ik ga een aansteker halen, er is niks aan zo’

en weg is ze
en haar rokje holt mee.


III. PAARD!

Een jongeman met lange bruine krullen zegt me
dat vrouwen op paarden lijken
en ik durf
hem nog geen ongelijk te geven

bij elk paard dat ik zie roep ik heel hard ‘PAARD!’
dit is me geleerd door mijn moeder

wat me eenmaal is aangepraat, raak ik niet meer kwijt

en de jongeman met de krullen mompelt
‘dierenuitbuiting’

ik durf hem niet te vragen
wat dat over vrouwen zegt

we lopen, hij slentert
ik plaats mijn passen voorzichtig
voel aan mijn haren
zijn het al manen?


IV. Hard droog beenwerk

je ziet het niet meer aan mijn benen    ik ruik
naar shampoo nu, sleep niet langer modder door het huis
of mezelf naar de manege toe maar ik weet hoe je
het zadel straktrekt een paard op maat maakt
waar je op moet passen    de staart    buik    flanken    het viaduct

dat ze driftig worden van    wind in de herfst    vlotter
controle verliezen tussen de bomen altijd de weg terugvinden
al moet jij eerst nog ergens anders naar toe over de balk
bij de hei twee keer hoger het gaat pas feilloos
als ik het zonder paard doe

en ik weet dat je na het vallen meteen weer op moet stijgen
maar ik heb het stof afgeklopt en ben op een fiets gestapt
plots was daar de tijd mezelf opnieuw te omlijnen en ik plantte
platen van artiesten die zongen over mij toen nog onbekende handelingen
aan   de   rand   van   een   stad

maar zoals op mijn lippen nog een randje rood
na een lange nacht met je fiets aan de hand richting de ochtend
de badkamerspiegel zien en daar nog dat restje
lippenstift in de hoekjes

zo heb ik nog altijd een randje van een paardenmeisje

ik ken de geur van ledervet
voel het aan mijn vingers de strakke laarzen rond mijn hak
een stapel Penny’s op een vrijmarktkleedje en een amazone
die de duinen trotseert roepen gemis op naar een keurslijf
wat nooit rond mijn torso paste    ik ademde te veel

op en neer   tenen naar binnen   gebroken lijn door een S
van hand veranderen volg met de letters je weg door de bak
Alle Friese Boeren Met Centen Hebben Een Koe
ik ken de termen als hard droog beenwerk dat betekent dat de huid
strak om de benen zit, waardoor er geen ruimte is voor gebreken

soms doe ik nog alsof mijn fiets een paard is
die me door de nacht tilt als mijn spieren week geworden wiebelen