Stel, je kijkt het bestaan vanaf de eerste nanoseconde in de ogen, en het herkent je. Op een goede nacht in oktober wordt de ruimte tussen twee cellen voorgoed gevuld met de herinnering aan iets dat later eindig blijkt. 268 dagen verstrijken tot het gewichtje in linnen gewikkeld naar de weegschaal gedragen mag worden. Er wordt whisky gedronken en een voetbalfinale gekeken. Duitsland wint van Argentinië en langs rijen met ijscostokjes gespalkte stokrozen vervliegen woorden van verwondering in het spoor van een zomerse zonsondergang. Sindsdien zijn we als door onzichtbaar draad verbonden. Klotho, Lachesis en Atropos tegelijk, onder de hemisfeer op 52 graden Noorderbreedte. Bij avond kun je de zomerdriehoek zien, met Wega als helderste licht. Herinneringen aan antechambrerende wijn en Franse chateaus waar je nooit bent geweest. De stem van Mart Smeets in je achterhoofd. En buenos noches mi amor van Dalida. Waar ik begin te spinnen eindigt zij, en andersom.

Er kwamen meer dames in mijn leven. Die allen op eigen wijze een rol vervulden. De meesten gingen ook weer. Na zorgvuldige studie begon het me te dagen dat die ene draad gemaakt is van het sterkste materiaal op aarde. Niet door te knippen of te snijden. Als het volmaakte weefsel van een wonderspin uit de hooglanden van Mars. Van ons zullen er maar twee zijn. Zoals een medaille twee kanten heeft, en de aarde twee magnetische polen, die elkaar bevestigen en uitsluiten tegelijk. We herinneren ons dat rode shirt rondom gespannen schouders, de goudvissen op de muur en het aanvangen van een onzalige verkramping van grofweg drie jaar. Stel je voor; je stopt een deel van jezelf in een afgesloten ruimte, en je zult nooit van je leven dat deel van jezelf in die ruimte zien. Altijd buiten de muren. Altijd los van de oorsprong.

Er zouden vele dagen volgen waarop ik je bestaan niet rondom me bevestigd zag. Maar zoals de maan nooit eenzaam is, in de wetenschap dat de zon haar de volgende dag weer zal beschijnen, zo ben ik nooit eenzaam in de wetenschap van de onzichtbare draad. De noodzaak iedere ademhaling gade te slaan is er simpelweg niet als je voelt dat die adem gehaald wordt. Het is geen kwestie van tijd of ruimte om je te weten. Soms moet ik zomaar grienen om die wetenschap. Op andere momenten overtuigt het me een ingeslagen pad te vervolgen of voort te ploegen onder het juk van god weet wat. Waar anderen schreeuwen, stampij maken en woest gesticulerend aan de draad trekken, oefen jij nooit pressie uit. Mijn ingewanden blijven kalm en het buikvlies trekt amper. Ik zal nooit kunnen loochenen of liegen. We zullen elkaar vinden in aardedonker.

Op een dag geef ik je een gietertje en iets om te doen groeien. We zullen het buiten zetten en het behalve met water voeden met toewijding. De oogst zal ons volkomen koud laten. Mijn eigen obstinate aard zal geschreven staan in jouw ogen als je een radijsje opgraaft en het met tegenzin proeft, omdat dat moet van mij. Je zal de half vermalen rood en witte pap uitspugen tussen de resten van eikels van vorig seizoen. Het was een mastjaar waarin bomen kreunden en steunden. Uit de vermoeide stammen zijn nieuwe loten gegroeid. Wij zullen elkaar aankijken en ons gekend weten zonder een woord te zeggen.