Paul Wittgenstein
hij verafschuwde het moderne idioom
maar wie goed keek zag onderaan
zijn rechterstomp een vijfvingerige fantoom
stil over het klavier heen gaan
hij speelde zo van het papier de dode noten
ze waren in de partituur geschoten
ze hadden in de loopgraven gestaan
schouder aan schouder, bondgenoten
twee armen aan één romp
waarvan één met koudvuur afgezet
vanaf dat moment klonk het atonale duet
voor linkerhand en stomp
Zoon
je krijgt een zoon en denkt gedachten
zoals: nu hoef ik nooit meer te schrijven
nu heb ik een gedicht dat zichzelf schrijft
en inderdaad, hij houdt je uit je slaap
zoals alleen poëzie dat kan
schuifelend in z’n slaapzakje
als een bejaarde achter een rollator
met kleine pasjes, driftig
alsof de dood hem op de hielen zit
want zo ontstaan gedichten
tijdens slapeloze nachten, haastig
neergekrabbeld in een schriftje
gedachten die te licht zijn
om te wachten op volwassenheid
hun kindertijd is gelijk al vol
eeuwigheid
Laocoön
papa is dompteur van vuilniszakken
met één knal van de zweep
slaat hij ze open, hun bekken
bedwingend in de ring
van de vuilnisbak
maar papa worstelt ook
met regenpakken als met water-
slangen, zie ze kronkelen
rond onze nekken, heroïsch
zwijgzaam lukt het papa uit-
eindelijk om ze aan of uit
te trekken
en krijg jij je flesje
dan neemt papa er zelf ook nog één
of twee en dan drinken we
net zo lang tot Troje is bevrijd
en Hektor driemaal met zijn wagentje
rond de stad van blokken rijdt
Plot
de tijd was een code
getikt door een dode
op de typmachine van je ziel
met één letter per seconde
vormden zich woorden
waar niets van te begrijpen viel
tot met het doek
ook het kwartje viel
en het boek veel beter bleek
dan de film