Die ochtend had ze zich twee keer verkleed. Van broekpak naar korte rok en van rok naar spijkerbroek met wijde trui. De cowboylaarzen moesten moed geven.
De auto parkeerde ze een paar straten verderop en ze liep vijf minuten tot ze voor het hek stond. Het was roestig geworden en maakte net als de tuin erachter een verwaarloosde indruk. Meestal krimpen huizen en tuinen uit je kindertijd met de jaren maar hier leek het hek imposanter en de oprijlaan alleen maar langer geworden, de populieren erlangs hoger.
Het hek ging kreunend open en ze struikelde over een van de blootliggende boomwortels die over het pad kronkelden als aderen op een oude hand. Ze bleef ternauwernood op de been, greep als vanzelf naar haar buik.
Bij het zien van de onbekende vrouw die de voordeur opende, deinsde ze terug.
‘Is Valería…er niet meer?’ Van mensen die je altijd voor lief had genomen verwachtte je dat ze het eeuwige leven hadden. De pezige gestalte voor haar deed haar terugverlangen naar de ronde armen van Valería waarin ze troost had gezocht na het vertrek van haar moeder.
‘Sorry, I don’t understand.’ Het accent van de donkere vrouw was moeilijk thuis te brengen. ‘Mister Boudewijn is expecting you.’ Boedwien zei ze, wat lief klonk. Door de lange gang volgde ze de vrouw naar achteren, haar cowboylaarzen klakten te luid op de zwart-witte tegels.
Vanuit de serre klonk het, krakeriger dan voorheen maar bevelend als vanouds: ‘Hoor ik daar mijn Kuiken? Kuikentje toch, kom gauw verder!’
Het lukte niet haar schrik te verbergen. De leeuwenkop en het grote lijf waren gekrompen, alleen de grijze manen en de scherpe blik uit de donkergroene ogen verwezen naar de man die hij was geweest. Hij hing meer dan dat hij zat in zijn grote fauteuil bij het raam. Zijn nek stak vogelachtig uit de veel te wijde boord van zijn zijden overhemd. Dat hij er een joggingbroek onder droeg was minstens zo schokkend als al het andere.
Hij herpakte zich sneller dan zij: ‘Ach Myra! Kijk niet naar me alsof je een spook ziet. Ik ben het, je oude verguisde vader. Ik ben er nog. Voor het eerst van mijn leven op gezond gewicht.’
‘Waar is Valería?’
‘Terug naar Colombia, zij werd te oud en ik te bewerkelijk.’ Hij wees vagelijk in de richting van zijn romp. Ze keek snel weg.
‘En nu is er Angel; ze is waarlijk een engel, maar tegen een goede beloning hoor. Ik betaal tegenwoordig om te worden aangeraakt.’
De haartjes op haar armen kwamen omhoog. Walging lag op de loer. Woede stond te wachten.
‘Jij daarentegen ziet er goed uit, je ziet er heel goed uit zelfs.’ Hij ademde moeizaam en zat scheefgezakt tegen de kussens die weggegleden waren. Vergeefs probeerde hij zichzelf wat rechterop te hijsen. ‘Ik ben heel blij om je te zien.’
Haar armen hingen zwaar langs haar lijf, het was onmogelijk zich naar hem toe te buigen, maar zijn warme woorden wakkerden ondanks alles een lang vergeten hunkering aan. Alert blijven, riep ze zichzelf tot de orde.
‘Wat sta je daar nog, ga toch zitten,’ gebaarde hij. ‘Wat wil je drinken, openen we een mooie wijn? Laat me eerst eens goed naar je kijken. Je bent veranderd, je bent een…’
‘Ik ben zwanger papa.’
‘…mooie zwaan geworden. Zwanger? Van hoe heet hij, de belastingman?’
‘Viktor is accountant papa.’
‘Ja, ja, natuurlijk, accountant, een eerzaam beroep. Gefeliciteerd moet ik zeggen. Kleine meisjes worden groot.’
‘Ja papa, kleine meisjes worden groot, inderdaad.’ Het kwam er kleintjes uit.
Ze ging in de stoel tegenover de zijne zitten. Angel bracht een fles wijn en glazen.
‘Can I please have a glass of water Angel?’
‘Geen wijn voor jou? Je kan baby’s niet vroeg genoeg laten wennen zeg ik altijd. Jou en je zussen heeft het alleen maar goed gedaan.’
Ze zuchtte.
‘Grapje Myra, kun je niet meer tegen een grapje? Het waren andere tijden toen. Wat wisten we nou?’
‘Ja, het waren andere tijden toen en jullie wisten een heleboel niet inderdaad. Het is een meisje trouwens, mocht je het willen weten.’
‘Ah het wordt een meisje.’ Hij lachte met oude bravoure. ‘Natuurlijk wordt het een meisje, mijn nageslacht bestaat uit louter vrouwen. Zelfs een belastingman kan daar niks aan veranderen.’
Ze staarden een moment in stilte naar haar platte buik.
Angel kwam binnen met water en hapjes. Hij wapperde met zijn hand ter hoogte van zijn schouder ten teken dat hij overeind gehesen wilde worden. De spieren in Angels dunne armen spanden zich toen ze hem met een routineus gebaar rechtop zette en de kussens herschikte.
‘Hoe lang…heb je nog?’
‘Dat hangt ervan af. Kwaliteit van leven. Waardigheid. Wil ik het rekken of wil ik gaan als het nog te doen is. Wat kan ik aan, wat kan Angel aan.’
Geen woord over mij, over ons?
‘Euthanasie bedoel je?’
‘Dat is een verhullend woord Kuikentje, het betekent mooie dood zoals je weet. Maar doodgaan is niet mooi. Het ziet ernaar uit dat het verduiveld lelijk kan gaan worden. Daarom hou ik het graag helemaal zelf in de hand. Geen artsen met al hun procedures. Alles wat ik nodig heb zit daarin.’ Hij wees naast zich, naar de kunstig bewerkte houten doos die ze ooit voor hem uit Marokko had meegenomen, ondanks afdingen voor te veel geld gekocht op de chaotische hete souk van Marrakesh. Ze huiverde.
‘Maar genoeg over de dood, ik leef nog en het leek me tijd om de oude koeien te begraven voordat jullie mij moeten begraven.’ Die zin klonk ingestudeerd.
‘Misschien kunnen we nog wat tijd doorbrengen samen. Een vader mag geen voorkeur hebben maar jij bent altijd speciaal geweest voor me, dat weet je. Mijn nakomertje. De laatsten zullen de eersten zijn.’
‘Heb je je afgevraagd waarom ik op je uitnodiging in ben gegaan?’
Even leek hij van zijn stuk gebracht. Dat ze ook niet had kunnen komen ging zijn voorstellingsvermogen kennelijk te boven. Hij hernam zich en bulderde overmoedig: ‘De erfenis?’ Ze lachte niet mee.
Ze ademde diep in en legde haar hand op haar buik. ‘Jij wilt oude koeien begraven, maar ik ben gekomen om ze op te dreggen. Daarom ben ik hier papa, voor het te laat is.’
Toen ze haar brief tevoorschijn haalde, zakte hij dieper weg in de kussens en hief zijn handen in een dramatisch gebaar: ‘Ik verklaar me bij voorbaat schuldig. Aan alles. Is dat wat je wilt?’
Ze schonk hem geen aandacht meer maar begon hardop te lezen. De woorden echoden hol in de hoge serre en na een tijdje begon ze boven zichzelf te zweven en zag ze hen van bovenaf samen zitten. Zonder komma’s en punten benoemde ze alles wat er was gebeurd en alles wat ze niet had begrepen en alles wat ze had gemist en alles wat hij had gedaan en alles wat hij had nagelaten en ze was nog lang niet op de helft toen ze werd opgeschrikt door een vreemd hard snorkend geluid.
Hij was zo scheef gezakt dat zijn hand de grond raakte. Zijn hoofd lag in een vreemde hoek opzij- en achterover geknakt. Het harde geluid moest uit zijn mond zijn gekomen, die luguber wijd open stond. Ze zag zijn gouden kronen, hij was er altijd trots op geweest dat hij al zijn tanden nog had. Het beven begon in haar handen en daarna trilde het door in haar armen en benen.
Ze stond op en begon luid te roepen: ‘Papa, papa!’ Angel kwam aangerend, hees hem kordaat overeind en gaf tikjes op zijn wangen.
Alsof er niets was gebeurd opende hij zijn ogen. Hij keek in haar richting, maar het was alsof hij dwars door haar heen keek. ‘Bring me to my bed now Angel, I’m deadly tired.’
Voordat Myra iets kon doen of zeggen was hij in de rolstoel getild en werd hij weggereden door de suitedeuren.

Stilte. Nog bibberend ging ze weer zitten. Moest ze wachten tot ze binnen werd geroepen of was het bezoek voorbij? De brief was op de grond gevallen. Ze pakte hem op en keek een tijdje naar de woorden die hun betekenis hadden verloren. Besluiteloos keek ze wat in het rond toen haar blik de Marokkaanse doos trof. In de kamer ernaast hoorde ze Angel en haar vader zachtjes praten maar ze kon niet verstaan wat er werd gezegd.
Ze stond op en opende het deksel, dat een beetje klemde.
De doos was leeg. Ze staarde een tijdje naar de leegte waarna ze haar brief dubbel vouwde, hem in de doos legde en het deksel er weer op duwde.
Zonder moeite te doen om het geklak van haar laarzen te dempen liep ze door de lange gang naar de voordeur, naar buiten.