De maan, hartkloppingen en de nacht

Het landschap achtervolgt je tot aan de deur
het kruipt over de drempel en bloed de gang in

rivieren stromen langs armen en bedelen om de maan
morgen keert zich binnenstebuiten en aast op een tweede leven

je hoofd wikkelt zich in een deken van warme lucht
de nacht stuitert van de maan op jouw venster
en tegen het hemelgewelf

als een stalen balletje in een ipperkast de zilverachtige glans
weerspiegelt een klein gezicht met groeven en parelende paniek

microscopische geesten nestelen zich
in de lijnen van jouw gedachten
de nerven slaan als armen om je bovenlijf heen

en sussen je langzaam in slaap


Krakende Aarde

Het gewei zetten we op ons hoofd,
het werkt met klittenband
neonachtig licht itst door de poreuze stof
valt in de nacht
moeder Aarde komt ons morgen halen, zeg je,
en kom, laten we ons klaarmaken

je kleedt je uit en blaast loszittende schilfertjes de ruimte in
met genoeg mag je een wens doen, zeg je,
de huid is een tekentafel
geschiedenis haakt zich vast in ons vel

in een roodoranje licht zie ik alle vormen
vlees in de vorm van borsten
waar ik de mijne tegenaan druk

we zetten beiden ons gewei af,
zullen vannacht onder water slapen

het water zweeg toen we onze vingers erin sopten
mijn ogen keken niet naar jou
maar naar de breekbare lijn
tussen water en lucht

kom, zeg je, laten we onszelf klaarmaken,
voordat de maan zijn kleur verliest

we laten ons verder zakken in de badkuip
het wateroppervlak breekt en
weerspiegelt een krakende aarde,
op een dag komt ze ons halen