D e tekening was iets geweest waar Linda niet onderuit kon. Hoewel ze duidelijk tegen haar leerlingen gezegd had dat ze iets moesten maken waar ze blij van werden had Mickey zijn blaadje helemaal zwart gekleurd. Linda was naast zijn tafeltje gaan staan en had de opdracht nog één keer herhaald.
‘Het gaat om iets vrolijks, Mickey,’ had ze gezegd. ‘Zwart is geen vrolijke kleur.’
‘Hier word ik blij van,’ antwoordde Mickey. Hij droeg een T-shirt waar in grote letters I want to see the world op stond, maar aan zijn houding viel te zien dat hij de wereld helemaal niet wilde ontdekken, dat hij het liefst onder de dekens wilde kruipen tot het ergste voorbij was. Na schooltijd was Linda dan ook naar de lerarenkamer gelopen waar ze het nummer van Mickeys ouders had opgezocht. Een man met een doorrookte stem had opgenomen.
‘Is het ernstig?’ vroeg hij.
Linda had weer even naar het zwart gekleurde vel papier gekeken.
‘Ja,’ zei ze.
‘Gisteren draaide ik Paint it Black,’ zegt Ruud. ‘Misschien komt het daardoor.’
Nu zit ze in het klaslokaal op Mickeys vader te wachten. Het maakt haar altijd een beetje treurig: een leeg schoolgebouw in de schemering. Het doet haar denken aan de spelletjes die ze vroeger speelde als kind: waarin ze zich voorstelde dat er een kernramp had plaatsgevonden en zij de enige overlevende was.
Een man in een leren jas komt het lokaal binnengestapt. Door zijn linkeroor draagt hij een gouden ringetje waarvan je zou kunnen zeggen dat hij er een decennium te oud voor is.
‘Hoi, ik ben Ruud.’ De man geeft haar een stevige handdruk. ‘Hier zit ie dus,’ zegt hij. ‘Gezellig hoor, ik wou dat ik nog op de basisschool zat. Lekker kleurplaten maken.’
‘We maken geen kleurplaten,’ zegt Linda. ‘Dit is groep drie.’
Ruud geeft haar een knipoog. Hij gaat tegenover haar zitten en zakt een beetje onderuit, zoals de verveelde kinderen in haar klas soms ook kunnen doen. Ze moet zich inhouden om niet tegen hem te zeggen dat hij rechtop moet gaan zitten.
‘Goed, voor de draad ermee!’ Ruud slaat zijn armen over elkaar. ‘Wat heeft hij gedaan? Wie heeft hij in elkaar gemept?’
‘Eigenlijk gaat het om iets heel anders,’ zegt Linda. ‘Vanmiddag moesten de kinderen iets maken waar ze vrolijk van werden.’
Ze legt de tekening op tafel alsof ze een detective is die een belangrijk stuk bewijsmateriaal wil laten zien. Ruud kijkt geconcentreerd naar de tekening, hij buigt zich een beetje voorover. Dan begint hij tot haar verbazing te lachen, hij slaat met zijn hand op tafel alsof ze zojuist een goede grap heeft gemaakt. Zijn hele lichaam schudt mee.
‘Wat een rebelse jongen is het toch,’ zegt hij.
Linda glimlacht beleefd, ze weet niet zo goed wat ze anders moet doen.
‘Gisteren draaide ik Paint it Black,’ zegt Ruud. ‘Misschien komt het daardoor.’
‘Ik maak me zorgen.’ Linda zit aan de knoopjes van haar vest. In de winter draagt ze veel dingen van wol, niet omdat ze het mooi vindt maar omdat ze de kinderen een huiselijk gevoel wil geven.
‘Het is maar een tekening,’ zegt Ruud. ‘Ik tekende vroeger allemaal hakenkruizen en met mij is ook alles goed gekomen.’
Linda probeert zich Ruud voor te stellen als kind. Hij was vast het type dat rotjes in de vuilnisbakken van de buren gooide en toch overal mee wegkwam.
‘Soms speelt hij dat hij dood is,’ zegt ze zachtjes.
‘Wat?’
‘Soms gaat hij op het schoolplein op de grond liggen met zijn ogen dicht. Als we vragen wat er aan de hand is zegt hij dat hij niet kan antwoorden omdat hij overleden is.’
Ruud kijkt haar onderzoekend aan. ‘Ik begrijp het probleem niet geloof ik,’ zegt hij.
Er hebben veel ouders tegenover Linda gezeten die het probleem niet begrepen: ouders die zich afvroegen waarom er geen aandacht werd besteed aan de fantasievriend van Guus, waarom er geen kleuren werden uitgedeeld in plaats van cijfers, waarom Tim toch mee moest doen met de gymlessen terwijl hij dat echt niet wilde.
‘Wat ik wil zeggen is dat het niet goed gaat met Mickey,’ zegt Linda nu. ‘Hij heeft geen vrienden, hij doet alsof hij dood is en dan is er nu de tekening. Het zijn allemaal geen goede signalen,’ ze maakt een cirkelbeweging met haar wijsvinger.
Ruud kijkt nadenkend naar buiten.
‘Dat is jouw interpretatie,’ zegt hij dan. ‘Jij interpreteert dit als iets negatiefs.’
‘Hoe bedoel je?’
‘Het zijn allemaal systemen waar we in zitten. We geven overal gelijk een oordeel aan. Hoezo is zwart een negatieve kleur? Hoezo is het verkeerd om met de dood bezig te zijn?’
‘Het gaat om iets vrolijks, Mickey,’ had ze gezegd.
Ruud maakt een hele ontspannen indruk terwijl hij praat.
‘Het is inderdaad helemaal niet verkeerd om met de dood bezig te zijn,’ zegt Linda. ‘Het is meer dat ik Mickey de laatste tijd gewoon niet vrolijk heb gezien.’
‘Misschien wordt hij niet zo blij van rekensommen maken. Daar zou ik ook niet blij van worden.’
‘Is er thuis misschien iets gebeurd?’ vraagt Linda. ‘Iets waardoor Mickey zich nu somber voelt?’
‘Wat is dit? Zitten we nu opeens in Oprah?’ Ruud begint weer te lachen, maar het gaat niet meer van harte.
‘Voor zover ik weet niet,’ zegt Linda kalm.
‘Weet je Lisa, misschien moet je een beetje ontspannen. Het is helemaal niet gezond om zo lang in een klaslokaal te zitten.’ Ruud legt zijn hand op die van haar. Hij doet het heel achteloos, alsof het er gewoon bij hoort. Ze weet niet meer wanneer iemand haar voor de laatste keer aanraakte op een manier die niet per ongeluk was. Heel even stelt ze zich voor dat ze Mickeys ouders zijn. Dat ze samen op de bank zitten en zij haar zorgen over de situatie uit. Dan trekt ze haar hand langzaam onder die van hem vandaan.
‘Ik wilde je er gewoon op attenderen,’ zegt ze.
‘Oké,’ zegt Ruud. ‘Zijn we nu klaar?’
De leerlingen in haar klas vragen ook altijd of ze al klaar zijn en Linda zegt dan altijd van niet. Ze hoopt dat haar leerlingen daardoor iets leren over het echte leven, dat de dingen niet altijd gaan zoals je wilt dat ze gaan. Nu zegt ze ja.
‘Het was me een genoegen,’ zegt Ruud. Hij geeft haar een stevige handdruk en verdwijnt dan uit het klaslokaal. Op de gang hoort ze hem Paint it Black neuriën.
