Hubba Bubba Hemel

Na de eerste date zien we in het witte licht van onze fietslampen
een kat met een lege chipszak op zijn kop
nadat je hem hebt verlost van zijn plastic masker
likt hij jouw vingers en ik ben jaloers
dat hij jou meteen al mag proeven

op jouw aanwijzingen plak ik met kleine stukjes Hubba Bubba
lichtgevende sterren op het plafond boven mijn bed
in de vorm van onze sterrenbeelden
kaken lam van kauwen en kussen
’s nachts vallen ze een voor een als meteorieten op het verkreukelde dekbed
nog weken ruikt mijn slaapkamer zoeter dan een suikerspinnenkraam

ik lees voor uit De ontdekking van de hemel terwijl we Apfelkorn rechtstreeks uit de fles drinken
één oog gesloten om het dansen van de woorden te doen stoppen
je duwt je hoofd in de roterende glasvezelsprieten van mijn ufo-lamp
en zegt dat het serotoninegehalte bij verliefden vergelijkbaar is
met dat van mensen met een dwangneurose

ik woon in de gebreide Kurt Cobain-achtige trui die je achterliet
scheur de loshangende nagelriemen van mijn vingers
tot ik het bloed op kan zuigen en iets anders proef
dan bitter schrijnend verlangen
online lees ik dat je dood kunt gaan aan broken heart syndrome
in een lange brief verwijt ik je dat je het uitmaakte
net nadat mijn moeder jouw naam had toegevoegd
aan de Marjolein Bastin- verjaardagskalender op de wc


Kokosmakronen

In de avond zet ze het volume van de televisie zo hard
dat de porseleinen kattenbeeldjes steeds verder naar de afgrond trillen
Rad van Fortuin klinkt voor haar buurman als een Duitse mitrailleur
na elke draai duikt hij bevend onder de vensterbank

we keren de kokosmakronen om en om in onze handen
op zoek naar schimmel of andere sporen van bederf
als ze ons gekibbel zat is zet ze ons uit
haar gehoorapparaten fluiten een schel en vals deuntje

de zolder ruikt naar mottenballen en handcrème
onder de schuine wand naast de verwarmingsketel
staat haar oude kunstbeen rechtop inclusief schoen
daar durft niemand zich te verstoppen

we verdringen elkaar om als eerste op haar schoot te klimmen
willen allebei op het zachte been zitten, en tellen langzaam
de nep parels aan haar ketting, de jaarringen in haar zachte vel
als ze onze namen niet meer weet noemt ze ons ‘famkes’

verkoolde pannenlappen op het fornuis
het brood steeds vaker blauw uitgeslagen
broze botten op de ongenadig koude vloer
haar bestaan in een dag in dozen gepakt

in haar nieuwe kamer zoekt ze naar dingen
waar ze de betekenis niet meer van kent
het rad draait niet meer, het beeld permanent op zwart

van de erfenis gaan we naar een restaurant
met een overdekte midgetgolfbaan
bij de oud-Hollandse molen sla ik per ongeluk een hole-in-one
en denk aan haar benen
die onderweg zijn naar Rwanda of Somalië