HIJ KENT DE HUIZEN VAN DE LIEFDE NIET

1

Hij kent de huizen van de liefde niet
Ze liggen aan de andere zijde van de stad
Hij moet er de oude stenen brug van de rivier voor over
Die langzaam en doelloos stroomt naar zee
Zijn moeder heeft hem verboden daar ooit te komen
En vele jaren lang heeft hij
Wanneer de avond duisternis over de stad bracht
Gekeken uit zijn kleine slaapkamerraam op zolder
Naar de krans van licht die opwelde uit de
Oude stadswijk aan de overzijde van het water
Al die avonden staarde hij naar de huizen van de liefde
Iedere vallende duisternis opnieuw waarbij hij
Sterker en sterker het verlangen groeien voelde
Dat hem uiteindelijk over de brug drijven zou
Om de huizen van de liefde te bezoeken en
Mocht zijn bonzend hart het toestaan
Binnen te gaan in de huizen van de liefde
Om er de weg voor altijd te leren kennen

Nu op deze septemberavond loopt hij eindelijk door
Achterstraatjes en stegen heimelijk opdat niemand
Hem zien zal naar de oude stenen brug
Het is een lange wandeling die hij maakt
Maar de tocht vermoeit hem geenszins
Zeventien is hij nu en zijn kolkend bloed zal hem
Jagen over de brug naar de andere zijde van de stad
Waar de huizen van de liefde zijn
Het bundeltje geld waarvoor hij een jaar lang heeft
Gespaard omknelt hij stevig in zijn rechtervuist

Juist wanneer hij de brug over wil gaan
Ontwaart hij midden op de stenen brug

2

Een onguur uitziend manspersoon die onder een booglantaarn
Leunend tegen de balustrade uiterst traag een sigaret rookt
Als hij de rook uitblaast brengt hij zijn kin omhoog en
Zijn rechterhand duwt de rand van zijn hoed dieper
Over zijn ogen
Langzaam zet hij zijn rechtervoet tegen de onderste
Spijl van de balustrade
Dan draait hij zijn hoofd een halve slag

Hij verstijft als hij voelt hoe de man hem ziet
Hij durft niet goed meer verder
En zonder dat hij dat wil denkt hij aan het gebod
Van zijn moeder dat hij eindelijk overtreden zou
Vanavond nog
Zijn moeder die niet van hem houden kan
Omdat zij niet weet wat liefde is
Omdat zij nooit geleerd heeft
Wat de moeite waard is na te streven
En wat niet
Zijn moeder die alleen zichzelf ziet
En de wereld niet kent

Daar denkt hij aan als hij voor
De oude stenen brug staat te kijken naar de man
Een twintigtal meters voor hem
Het is beslist een onguur en onbetrouwbaar type
Desondanks jagen zijn geld en bloed hem aan
Maar hij aarzelt

Plotseling loopt hij ter linkerzijde van de brug
De onguur uitziende man ter rechterzijde voorbij
De brug schommelt hevig en de man kijkt naar hem
Verder gebeurt er niets verontrustends

3

Dan is hij over de oude stenen brug
Dan is hij nabij de oude stadswijk
Hij ziet het licht stralen hoog boven de huizen uit
Dankzij dat licht bepaalt hij de richting die hij in zal slaan
Om zijn uiteindelijk doel te bereiken
De huizen van de liefde
Die hij binnentreden wil om er de weg te leren kennen
En het onrustbarende bonzen van zijn hart
Tot kalme en bedaarde slagen te maken
Om zich uiteindelijk na al zijn verzoeken
En betrachten uitgeput aan de welvingen van
De echte liefde in slaap te laten vallen


VAN HET MEISJE DAT NIET WILDE

1

Ik heb gehoord dat in Lissabon
Zo in de eerste helft van de vorige eeuw
Een meisje woonde dat niet wilde

Iedere avond wanneer in de haven
De vissersscheepjes afmeerden en de mannen
De kroegen en bordelen gingen bezoeken
Knielde hij
Een jongeman nog
Een schrijver
Aan haar bed en altijd vroeg hij haar
Of ze wilde
Maar ze wilde niet

Als het een zomeravond was en drukkend warm
Liep hij door de wirwar van steegjes van de
Benedenstad naar de haven
Dan zat hij uren op een bankje en staarde
Moedeloos voor zich uit

Op gure winteravonden sloeg hij zijn kraag hoog op
Om zich zonder al te veel omhaal te spoeden
Naar zijn eenvoudige huurkamer waar hij snel
Het kleine houtkacheltje ontstak om vervolgens
Urenlang te staren naar de lekkende vlammen
En het smeulende hout

Met de jaren werd hij ouder en strammer
Naar de haven kwam hij in de zomer zo
Soepel niet meer
Op koude winteravonden duurde het
Langer en langer eerdat hij zijn huurkamer
Had bereikt

2

Op een goede avond in de vroege herfst
Is hij aan haar bed in zijn knieling gebleven
En iedereen van boven en beneden
En van het hele portaal
Die er de volgende dag lucht van kreeg
Vond het een genade
Zo kon het toch echt niet langer doorgaan
Meenden ze allen stellig

Hij was toch ook veel te oud geworden voor zoiets
Een tijdje terug was hij al eens van de trap gevallen
En nog wilde hij geen stok
Het was maar beter zo

Het meisje dat niet wilde heeft er toen en ook later
Met niemand over gesproken
Ze lag er zo stil bij en zo mager dat niemand het
Waagde haar over het een en ander aan te spreken

De volgende ochtend hebben ze hem weggehaald
Van de spaarcenten die ze op zijn kamer vonden
Kon nog net een eenvoudige kist worden betaald

Het meisje dat niet wilde heeft zijn begrafenis niet
Bezocht op die zwoele herfstdag ergens in de eerste
Helft van de vorige eeuw
Ze bleef in bed en kwam er niet meer uit

De buurvrouwen klopten in het begin
Nog wel eens bij haar aan
Doch nooit werd er ook maar een van hen
Uitgenodigd binnen te komen

Na enige maanden lieten ze het er maar
Bij zitten

Dat is acht en zestig jaar geleden nu