Laat me eerst de indeling van mijn koelkast bespreken. Onderaan bevinden zich twee plastic bakken voor groenten en fruit. Daarbovenop beginnen de horizontale schabben, te starten bij – als we de koelkast beschouwen als een flatgebouw en de groenten- en fruitbakken als de kelder – het parterre. Deze verdieping is, doordat ze zich onderaan bevindt, moeilijk in te kijken. Momenteel bevat ze enkel een bokaal met oneetbare ingemaakte groenten, bereid door mijn zus met veel liefde, maar weinig kunde. Hun positie in die vergeetput van mijn koelkast is echter strategisch. Stel dat mijn zus binnenvalt en me vraagt of ik haar ingelegde hekserij al geprobeerd heb, dan kan ik met recht en rede zeggen dat ik het uit het oog verloren ben en het dus niet sito presto de vuilnisemmer in heb gebonjourd. Weliswaar heb ik mezelf, door er hier over te schrijven, de aanwezigheid van dat vergiftigd geschenk opnieuw ingeprent en zal het mij de eerste dagen dus niet lukken om het te vergeten, maar er zijn ergere dingen. Het ei bijvoorbeeld, maar zover zijn we nog niet.

Over de volgende twee etages van mijn koelkast hoef ik in feite weinig kwijt, behalve dat zij doodnormaal zijn in hun inhoud en ontwerp en dat is net mijn punt, want het verhoogt het contrast met wat zich daarboven, in de finale regionen van mijn koelkast, afspeelt.
Wanneer ik zeg dat de bovenste verdieping de omschrijving van mijn koelkast zal vervolledigen, wil dat dus zeggen dat mijn koelkast geen flessenrekken heeft, nochtans een onontbeerlijke faciliteit van elke hedendaagse koelkast. Het koud houden van dranken is namelijk – vooral voor sociale gelegenheden – een absolute must en ik schrik er niet voor terug om de oorzaak van mijn sociaal isolement voor een groot deel te leggen bij het ontwerp van mijn asociale koelkast. Gelukkig vindt mijn zus het niet erg wanneer ik haar kraantjeswater voorschotel. Ze zou het nauwelijks merken als er een heerlijk gekoeld glas witte wijn voor haar zou staan in plaats van een lauw bekertje smaakloos vocht.
Afgaande op al het bovenstaande lijkt het misschien dat ik een zonderling figuur ben en dat klopt in zekere zin wel, maar ik wil die zonderlingheid ietwat verzachten door te verwijzen naar mijn zus, die wellicht nog meer een zonderling is en daardoor dus de genetische – en dus onvermijdelijke – grond van mijn zonderlingheid kan onderschrijven. Ziezo: mijn zonderlingheid is genetisch, mijn isolement is koelkast-afhankelijk en niemand hoeft zich geviseerd of veroordeeld te voelen want niets, uiteindelijk, is de eigen schuld. Nu we allemaal gerustgesteld zijn, kunnen we verdergaan met de beschrijving van mijn koelkast, want ik moet dringend ertoe komen om het ei te introduceren.

Inderdaad, we zijn bij het kroonstuk aangekomen, het summum van mijn summiere koelkast.
De meeste koelkasten hebben in hun deurrekken een plastic houdertje voor eieren, maar van deurrekken is de mijne gespeend en dus bevindt zich in plaats daarvan, hellemaal bovenaan, ongeveer op ooghoogte, een piramidevormige tribune waarin maar liefst vierentwintig eieren passen. Daarnet hadden we het over zonderlinge figuren, en als ik een lijstje zou moeten maken, dan zou ik de ontwerper van mijn koelkast laten wedijveren voor de eerste plaats met mijn zus. Wie plaatst er eerder vierentwintig eieren in zijn koelkast dan één fles frisdrank of wijn? Welke megalomane bruidstaart vereist dat je vier-en-twintig eieren in het beslag doet? Niet de mijne, in ieder geval, ik ben ongetrouwd.

Laten we nog even samenvatten wat we weten over die eiertribune: ze bevindt zich op ooghoogte, is goed verlicht, en neemt een zeer prominente plaats in in mijn voor de rest erg minimalistische koelkast. Het lijkt wel alsof dat hele apparaat alleen bedacht is voor het etaleren van eieren.
Zou het dan niet bijzonder vreemd zijn, mocht iemand die voor de rest een uitstekend opmerkingsvermogen en dito geheugen voor details bezit (ikzelf dus) op een doordeweekse ochtend geconfronteerd worden met een enkel ei dat daar de vorige dag nog niet stond?
Zo, het is eruit. Ik heb gezegd wat mij dwarszit. Mijn ei is als het ware gelegd, en het heeft inderdaad de vorm van een ei dat op onverklaarbare manier in mijn koelkast gematerialiseerd is. Gisteren was het er niet, vandaag wel.

Voordat ik verderga met de rest van het verhaal, dat ik vanaf nu in realtime (terwijl het aan het gebeuren is dus) zal neerschrijven wegens de plotse onmiddellijkheid van de omstandigheden (er staat namelijk op dit moment iemand op mijn deur te bonzen, en ik heb zo mijn vermoeden wie het is), moet ik er nog op hameren dat het niet om een simpele vergissing gaat. Gisteren, toen ik mijn avondmaal bereidde, had ik namelijk graag twee eieren in de pan gebakken, maar ik kwam tot de vaststelling dat er nog maar één was. Ik heb dat ei toen opgebruikt en heb meermaals betreurd dat ik me tevreden moest stellen met de helft van mijn gebruikelijke portie ei. Ik heb toen een extra snede geroosterd brood en een extra halve tomaat gegeten bij mijn avondmaal, maar dat is niet hetzelfde, dat hoef ik niet uit te leggen.

Wanneer ik de deur open, valt mijn zus naar binnen. (Ik ga, zoals beloofd, verder in realtime, want terwijl mijn zus zichzelf nog net overeind houdt aan de deurklink, schrijf ik deze regels op mijn telefoon, iets wat zij ongetwijfeld als bijzonder asociaal zou bestempelen, mocht zij zelf niet zo’n schuchter en onaangepast geval zijn.)
Mijn zus heeft natuurlijk meteen door dat er iets scheelt want 1) ik deed de deur pas open nadat zij er al zeven minuten op aan het bonzen was en 2) zo te zien is hetgeen dat mij ervan weerhield de deur te openen zo’n captiverend fenomeen dat ik het terplekke op mijn telefoon moet documenteren en in mindere mate 3) omdat mijn gezicht en lichaamshouding een ontzettend gespannen om niet te zeggen traumatiserende ochtend verraadden.
Ik beken haar daarom meteen dat het om het ei gaat en ze zet zich aan het fronsen, zoals alleen zij dat kan, secondenlang, om uiteindelijk toch te besluiten dat zij – zelfs zij, gezegend met het intellect van een genie maar het gezond verstand van een zakje paprikachips – meer informatie nodig heeft dan dat.
Ze vraagt: ‘Het ei in het algemeen? Of gaat het om een specifiek ei?’
Ik zeg haar dus dat het gaat om een specifiek ei en wil weliswaar nog meer zeggen, namelijk dat het ei in de koelkast staat in de eiertribune en dat het daar plots als uit het niets gematerialiseerd is en wat een getormenteerde ziel dat van mij maakt, maar ik heb het gevoel dat ik daarmee een bijzonder delicaat gedachteproces zou verstoren, want mijn zus is alweer aan het fronsen geslagen. Ik ken mijn zus. Als ik haar nu te veel informatie zou geven, zou dat waarschijnlijk leiden tot een overload waardoor ze drie dagen in bed zou moeten blijven. Er zit dus niks anders op dan in spanning af te wachten, wat me de tijd geeft om mijn verslag (dat ondertussen wat achterophinkte en dus iets-minder-dan-realtime was) neer te pennen, of eerder: neer te duimen.
‘Een specifiek ei is zelden een groot probleem,’ zegt ze en ze kijkt me aan alsof ik iets voor haar geheim wil houden.
‘Tenzij,’ zegt ze dan plots en het zou me niet verbaasd hebben als ze op dit moment een vinger de lucht in zou steken, maar dat doet ze dus niet. ‘Tenzij als het een onverklaarbaar ei is. Zitten we met een onverklaarbaar ei?’
Ik knik, gretig en dankbaar, en ik wijs naar de koelkast. In de voorgaande paragrafen heb ik misschien de indruk gewekt dat mijn zus en ik elkaar niet kunnen uitstaan, maar dat was ernstig overdreven. We hebben onze verschillen, zeker wanneer het op cuisine aankomt en ik vind het niet altijd helemaal plezant wanneer ze hier onaangekondigd binnenvalt, maar onze geest is uit hetzelfde hout gesneden en ik zou niet zonder haar kunnen.
‘Dan is er maar één ding dat we kunnen doen,’ zegt ze. ‘Zet een pan op het vuur.’
Ik doe wat ze zegt, en ondertussen loopt ze naar mijn zonderlinge koelkast.
‘Ik dacht het wel,’ zegt ze, ‘dat je nog eens problemen zou krijgen met die koelkast van je. Geen deurrekken, dat is om problemen vragen. Misschien is het beter als je meteen een nieuwe koelkast bestelt. Ze leveren die dingen binnen één dag. Je kan vannacht bij mij thuis slapen. Is dit ‘m?’
Ze houdt het ei tegen het licht, alsof ze een proefbuis inspecteert. Ze tikt er een enkele keer tegen, legt haar oor dan tegen de schaal en schudt haar hoofd. Ze breekt het ei, niet door het zoals een normaal persoon stuk te tikken op een kom of desnoods op het aanrecht, maar door haar scherp benagelde duim dwars doorheen de schaal te rammen. Het doorzichtige slijm druipt over haar vingers naar beneden. Ze keilt de resterende inhoud van het ei in een hete pan en trapt de pedaalemmer open. De schalen verdwijnen met een doffe plof in de vuilnismand. Ze wast haar handen tot er van het ei niks meer te bespeuren is buiten het pruttelende zonnetje in de pan. Ze neemt twee borden, messen, vorken, peper en zout, en dekt de tafel. Ik wil helpen, maar weet plots niets meer staan in mijn eigen huis. Dan herinner ik me de ingemaakte groenten. Ze knikt goedkeurend wanneer ik de wangedrochten-op-sterk-water op tafel zet terwijl zij aankomt met het kwaad sputterende spiegelei. We verdelen het, eten er brood en zure bloemkool en kleurloze wortelen bij. Het smaakt naar de hel, maar in een paar minuten zijn we klaar. Mijn zus veegt haar handen af aan haar broek en slikt de laatste hap door. ‘Zo, opgelost,’ zegt ze. ‘Meer is het niet.’