Het bierglas met de woorden NEVER SURRENDER, het huwelijkscadeau van mijn vrienden, is stuk gespat. Op de grond ligt een scherventapijt met ertussen plassen bier. Neeke zou de zooi meteen opruimen, geërgerd vragen of ik er een foto van wilde maken. Maar Neeke is hier niet. Zij woont in wat ooit ons huis was, samen met haar nieuwe geliefde. Ik gooi eerst de grootste brokstukken weg en veeg dan met de stoffer de kleinere scherven op het blik.

Mijn vrienden vonden dit bierglas goed bij mij passen. Vooral die twee woorden. Zij zwoeren bij hoog en laag dat ze hem op een speciale site hadden besteld. Ik zag exact hetzelfde bierglas in een souvenirwinkeltje staan. Wanneer ik het met bier vulde zat Neeke lichtjes met haar hoofd te schudden. Ik vroeg weleens waarom zij haar hoofd schudde: ik heb nooit echt antwoord gekregen.

Ik heb bijna alles opgeruimd, alleen die twee woorden ontbreken nog. Ze liggen niet onder het salontafeltje of onder de bank. Ik weet heel zeker dat ik ze nog niet in de prullenbak heb gegooid. Ik haat het idee dat er nog ergens glasscherven rondslingeren. Ik verplaats de bank en het salontafeltje, keer voor de zekerheid de prullenbak om. Niets. Ik speur elk hoekje van de kamer af, zelfs plekjes waar het glas onmogelijk kan liggen, maar de ontbrekende scherven hebben zich ergerlijk goed verstopt. Die laatste stukken kunnen toch niet onzichtbaar zijn geworden? Of in het niets zijn verdwenen?

Neeke zou zuchten, met haar ogen rollen, zeggen dat die glasscherven morgen wel komen, dat ik het moet laten. Of erger nog, beweren dat ik mij vergist heb, dat ik die scherven wel heb opgeruimd, al ligt er helemaal niets in de prullenbak. Maar zij is er verdomme niet. Ik blijf zoeken. Al duurt het de hele nacht.