Dit was precies wat ik zocht. Ik had al een tijdje doelloos zitten zoeken op Marktplaats omdat ik iets wilde kopen. Ik had behoefte aan iets wat niet te duur was, maar waar ik lang mee kon doen en wat ook een beetje retro was. ‘Fata morgana, zo goed als nieuw.’ Ik maakte een afspraak met de eigenaar. Hij noemde zich Jan. Toen ik vroeg of de fata morgana wel in mijn auto zou passen, vroeg hij welk type auto ik had. Toen ik antwoordde, bromde hij goedkeurend. Voor de zekerheid nam ik een verhuisdeken mee. Ik belde bij Jan aan, in de voortuin lag een stapel kapotte kinderfietsjes. Jan deed de deur open. Hij had een stoppelbaardje en in zijn rechtermondhoek hing een peukje. Goedemiddag, zei ik, ik kom voor de fata morgana.

‘Je mot je eenzaam en dorstig voelen, dan ken je um pas zien, zei Jan, en ruiken als u geluk heb.’

Ja, mevrouwtje komt u toch binnen, zei Jan. Ik keek rond in zijn woning die volgestouwd stond met allerhande prullaria, een stapel lege aquaria, Perzische tapijten, aan de muur hing een verzameling koekoeksklokken en overal lag speelgoed. De muur tegenover de koekoeksklokken was leeg. Ik keek of ik ergens de fata morgana zag.
Waar is ie, vroeg ik. Jan wees naar de lege muur. Daar, het is een hele mooie degelijke, met palmbomen, meertje, bloemen en zelfs echte bloemenaroma. Ik staarde naar de muur.
Mooi hè , zei Jan. Ik zie niets, zei ik. Nee joh dat duurt effe. Je mot in een bepaalde staat van zijn zijn. Je mot je eenzaam en dorstig voelen, dan ken je um pas zien, zei Jan, en ruiken als u geluk heb. O, zei ik. Het klonk logisch. Jan keek naar de muur, er druppelde een traan over zijn wang, die hij onhandig wegveegde. Daarna begon hij een nieuw sjekkie te draaien Het is dat ik in geldnood zit, zei Jan met gebroken stem, maar anders zou ik hem nie weg kenne doen.
Ik voelde dat ik nu zakelijk moest zijn. Honderd euro was het hè? Ja, mompelde Jan.
Ik overhandigde hem het geld. Hebbie iets bij u om hem in te doen? vroeg Jan. Ik haalde de verhuisdeken uit de auto. Jan leek nu een baby in zijn armen te houden. Ik drapeerde de deken over mijn armen. Toen hij het in de deken liet zakken keek hij een andere kant op en ik vouwde hem snel dicht. Goed dicht houden, zei Jan.
Dag Jan, zei ik. Ik hoop wel dat u een lege muur heb bij u thuis, anders doet ie het minder. Ik knikte, stapte in de auto en reed weg en hoorde Jan nog net roepen: Niet buiten los laten. In de achteruitkijkspiegel zag ik hoe hij een trap gaf tegen de stapel roestige fietsjes in zijn tuin. In de auto rook het naar bloemen.

illustratie Hans Muller bij tekst Rinske Kegel