Zo lang als ik me kan herinneren
Zo lang als ik me kan herinneren, droom ik van de wolf. Grijs en
somber is hij. En gevaarlijk, maar dat spreekt voor zich.
Meestal is het iets tussen ons. Nevel trekt op tussen de bomen,
zijn silhouet tekent zich manshoog af. In plaats van het bos uit
te rennen, ga ik er dieper in.
Soms moet ik toekijken. Hij achtervolgt mijn ouders, ze worden al
traag.
Als niemand met me wil dansen, is er altijd het leger nog. Onvast
van angst en verlangen wurm ik me door de smalle spleet. Hij hijgt
zoals alleen een wolf kan hijgen, ik ruik zijn peperige huid.
Ik begrijp de eenzaamheid van de wolf. Daarom heb ik hem lief, ook
al is dat niet goed voor mij.
Afzender onbekend
Tijdens het regenseizoen gaan er elk jaar talloze brieven
verloren. Die van de vrouw van de man met wie ik stiekem sliep
kwamen echter zonder uitzondering in goede orde aan.
‘Ik was vroeger ook mooi, dat gaat allemaal over.’
(Het witte, lillende vlees van Rubens!)
‘Wees voorzichtig, breek hem niet.’
Het was onvermijdelijk, na verloop van tijd hield ik meer van de
vrouw van de man dan van de man zelf.
‘Kwam iemand me maar wakker maken!’
‘Zo iemand komt er nooit, je ouders gaan gewoon dood.’
(Het witte, lillende vlees van Rubens!)
Hoogstens een psycholoog: ‘Stockholmsyndroom.’
Hoofdstad van Zweden. Verschijnsel dat soms optreedt na een
gijzeling.
Nee, nee. Daar was ik van mijn leven niet geweest.
Ik had kennis aan een regisseur
Ik had kennis aan een regisseur, hij was van de romantische
school. Van de Duitse, dacht hij, hemelhoog juichend – en dat
andere wat hij telkens vergat. Omdat hij minstens zo beducht was
voor de slechte afloop als verzot op happy ends, maakte hij bijna
nooit iets af. Talloze Hollywoodzonsondergangen later zouden
arthouseliefhebbers deze werkwijze omschrijven als ‘ongenaakbaar
autobiografisch’, ‘rauw’, ‘puur’ en ‘eigen’.
De regisseur ontmaagdde mij. We waren dronken en ik vroeg erom. Ik
had nog nooit iemand hoeven vragen om mij te ontmaagden. De
aanhangers van het Franse nihilisme die ik gewoon was deden zulke
dingen als vanzelfsprekend, je kwam er niet eens aan te pas.
Op zomaar een ochtend werden we wreed gescheiden door een
keukentafel. Verblindend zonlicht kroop door een natuuringang. Ik
schonk hem koffie die hij haastig uitdronk en zag hoe hij langzaam
doorschijnend werd.
Een kwestie van overgave
De bohémien was tegen ironie. ‘Wie de moeite neemt om ergens
afstand van te nemen is verre van onverschillig’, zei hij eens
tijdens een partijbijeenkomst. Men vond dit zeer scherp opgemerkt.
Dat hij vooral een nihilist was omdat ze al het andere er in zijn
prille jeugd efficiënt uit hadden geslagen, konden de kameraden
niet weten. Er was in die tijd nog niet zoveel bekend over
nihilisme. In het woordenboek stond iets met jeuk.
Een vaste plek was alles wat hij nodig had. En veel ruimte om na
te denken. Ik wees hem de stoel met uitzicht op het dal en de
heuvels. Dat leek me een goed begin.
Het duurde niet lang of het huis begon zich te vullen met een
gewichtig, eeuwig uitdijend niets. Het trok aan de dingen en
uiteindelijk ook aan mij.
De bohémien sprak me bemoedigend toe terwijl hij de knokploeg
welkom heette: ‘Assimilatie is een kwestie van overgave. Een fase
waar je gewoon even doorheen moet’.
Het geheime leven van de machines
Opnieuw kruiste mijn pad dat van de jongen die zijn beroep was.
Hij viel ermee samen op een zo nauwkeurige wijze, ik kon het haast
niet aan.
Zijn lichaam was een efficiënte, perfect afgestelde machine. De
buren kregen weinig slaap.
Hij stond ruim voor het licht werd op. In de fabriek vonden zijn
contactpunten blindelings die van weer andere machines. Het duurde
niet lang of er rolden kleine machines uit.