Om te beginnen is werken bij Ei één grote onthulling: beeldredacteur is niet zomaar kunstenaars ‘spotten’. Wanneer ik een kunstenaar tof vind, zal ik het eerst moeten delen met de rest van de redactieleden. Soms heb je reactie binnen een uur, soms duurt het dagen, of wordt er niet op gereageerd en vraag ik me af of de maker echt zo slecht is. (Niet denkende aan andermans leven buiten Ei, dat ook weer een onthulling op zich is.)
De tweede kwestie: past de maker binnen Ei? Eerst wist ik niet wat dit betekende, maar zo langzamerhand begin ik de ‘Ei-regel’ te begrijpen. Het werk moet hoe dan ook steengoed zijn, mag beginnend zijn, maar er moet wel potentie in zitten, vrolijk, maar niet te, wel inhoudelijk, maar niet te serieus zijn, optimistisch maar niet te. Een middenlijn van grote begrippen die voor mij al een onthulling an sich zijn. Alsof ik in de reclamewereld zit, een roomboterreclame maak: luchtigheid graag maar er moet wel smaak aan zitten.
Wanneer we akkoord gaan met de maker, mag ik hem of haar benaderen. Dan komt de vraag, hoe presenteer ik mezelf binnen Ei? Mail ik alleen de vraag of moet ik ook iets over mezelf vertellen? (Meestal kies ik voor het eerste.)
Dan komt het spannendste: het antwoord van de kunstenaar. Het is nooit ‘ja’ of ‘nee’. Het is altijd meer dan dat. Daarbij komt, communicatie via de mail met iemand die je niet kent, blijft voor mij toch een emotieloos handelen. Daar moeten ik en mijn gemoedstoestand zin in hebben, voor een antwoord is tijd nodig zodat ik niet in een opwelling reageer; niet per ongeluk snauw of juist diegene bij wijze van omhels omdat ik fan ben van zijn of haar werk.
Dan mag het weer in de groep rondgaan, en moet ik beargumenteren waarom juist die kunstenaar in dat thema moet. Als dit achter de rug is, begint er een soort van administratieve kant waarvan ik nooit gedacht had dat ik dat zou moeten doen. Ik noem een paar woorden: googledrive, kaartenbak, template, wordpress, bibliotheek, sync, enz. Het is de bedoeling dat dit goed bijgehouden wordt, zodat andere redactieleden bijvoorbeeld ook de contactgegevens hebben. Want juist die andere redactieleden zijn het belangrijkst bij het maken van een tijdschrift: je doet dit niet alleen en je doet dit vooral niet maar één keer. Iedere kunstenaar is een nieuwe afweging en gaat meerdere fasen door.
Dat ik dit allemaal niet wist, kan dom genoemd worden, maar je kunt je hier ook over verbazen, nieuwsgierig zijn, willen weten wie of wat erachter zit, meedoen. En dan zijn wij een online tijdschrift, wat dan te denken achter het werk van een papieren tijdschrift?! Of een boek? Je douche, stoel, tafel, lepel, voedsel, gasstel, raam, muur, deurkruk, je kleding, supermarkt, fiets. Overal zitten mensen achter, met of zonder machine (en achter die machine zit uiteindelijk toch weer een mens). Het is maar net of je het wilt zien, of je het dagelijkse benadert als een sleur of alles opnieuw durft te bekijken.
Het werk van Malou Cohen helpt je daarbij. Zij geeft door middel van titels en kleine vondsten een totaal nieuwe kijk op de dingen. Ezra Hazke die niet alleen aandacht aan vriendschap maar ook aan onze voeten geeft. Of Janneke Aronson die met haar ‘Work in progress’ liefdesverdriet een totaal andere twist geeft dan die we al kennen. Hester van Beers die met haar gedichten mini-wereldjes onthuld. En Alice Mendelowitz durft een gesprek aan te gaan met de omgeving en haar schilderingen. Ze stelt vragen: moeten schilderijen wel op een doek? Moet je een stoel wel gebruiken als stoel?
Dus eigenlijk is Nummer #47 net als iedere nieuwe dag: één grote onthulling.
Dit nummer van Tijdschrift Ei werd gemaakt door de redactieleden Suzan Enzerink, Marieke de Groot, Sytske van Koeveringe, Jesse Muller, Mathilde Drooger en Dieudonnée Twickler.