
Er was eens een appartement aan de Tweede Jan Steenstraat 113, twee hoog. Ik werd daar geboren, groeide er op. Het kleinste kamertje was mijn kamertje. Eerst wit, toen paars, later citroengeel met blauw en groen en altijd met een hoogslaper om in weg te kruipen. Het was een plek waar niemand anders kwam en vanaf waar ik afreisde naar andere tijden, landen en levens. Ik kon pas laat lezen maar toen ik het eenmaal kon ging ik als een speer. Je moet mij vooral vertellen dat ik iets niet kan, dan doe ik het zeker.
In het weekend fietste ik samen met mijn moeder naar de Openbare Bibliotheek, aan de Prinsengracht in Amsterdam. Helemaal bovenin bevond zich de kinderafdeling met levensgrote versies van de giraffe uit Dikkertje Dap en de kraanwagen van Pluk. Zonder problemen leende ik het maximale aantal boeken op mijn eigen biebpas en terwijl mijn moeder haar boeken uitkoos, probeerde ik in de vensterbanken van de volwassenenafdeling een volgorde voor de te lezen boeken te bepalen. Een proces dat ik zeer serieus nam.
In die hoogslaper aan de Jan Steenstraat ben ik ook aan menig ‘boek’ begonnen waarin ik zelf een rol vervulde. Soms was ik een jongetje in een buitenwijk van Lissabon, soms een meisje in de zomer op een camping en vaak een heks, want heksen konden alles. Geen van die boeken zijn afgemaakt, dat is misschien nog iets voor ooit. Ik was een verlegen kind dat het echte, schoolgaande leven soms uitermate ingewikkeld vond, dus zocht ik mijn heil in de werelden van The Neverending Story, Harry Potter, Het Gulden Vlies van Thule en nog zo meer.
Op mijn achtste verjaardag bereikte mijn heksenobsessie haar hoogtepunt: mijn moeder organiseerde een heksenfeest en ik mocht mij verkleden als een personage in mijn eigen vertelling. Het souterrain van het huis van mijn vader werd helemaal donker gemaakt en wij zaten als kinderen op de grond met sterretjesvuurwerk te luisteren naar spookverhalen. Als ik het mij goed herinner ontstond er wel even brandgevaar en vonden sommige van de genodigden het veel te eng. Maar ik vond het fantastisch.
Ik lees helaas minder dan toen – het echte leven heeft mij ingehaald – maar mijn voorliefde voor verhalen is altijd gebleven. Zowel in tekst als beeld. En net als toen kan ik mij echt aan personages gaan hechten, alsof het mijn vrienden zijn, die zowel humor als troost kunnen bieden. Als een verhaal dan af of uit is, doet het soms bijna pijn. Een goed verhaal is voor mij als een manier van reizen; het neemt je mee naar waar dan ook en als je geluk hebt, kom je anders terug.
In dit nummer van Ei vertellen we verhalen en sprookjes, waargebeurd of verzonnen of een beetje van allebei. Over lange ongelukkige en korte gelukkige levens of net andersom.
Door Maite Vanhellemont namens de redactie. Deze editie werd gemaakt door: Arin Koreman, Cleo Berenbroek, Eva Disselhoff, Kim Blekkenhorst, Maite Vanhellemont en Fannah Palmer