
Ik vroeg je wat je zo mooi vond aan eilanden
hoewel ik ook wel snap, dat het gaat om de lucht en het water
de wind uit alle streken en clichés van souvenieren vuurtorens
pannenkoekenhuizen, veerboten en meeuwen.
Maar je vroeg me verder te kijken, dieper te broeden
en ik probeerde te denken aan de mensen
als commune, verbonden door land op water
maar je zei me dat ik nog te oppervlakkig was
dat het niet ging om romantiek of eenzaamheid
want dat is uit hetzelfde hout gesneden
dat ik het nooit zou snappen
met antwoorden over getijden of oppervlakte.
Ik vroeg of je mij niet kon diskwalificeren
omdat ik dacht te snappen wat ik mooi vond
dat dat niets te maken had met tandems of huisjes
dat ook ik vrijheid kon voelen, zonder kunstenaar te zijn.
Maar jij zei dat ik niets meer was, dan een toerist
met een tent, en optimisme
en dat ik als eerste stap, voor altijd moest blijven
opdat ik dan pas zou snappen, te stoppen met vragen.
De bovengrens van het beste
Je horloge neuriet een melodie
mijn BMX likt aan de stenen.
Het glas van de ramen buigt je
haar, je gezicht en handen
in het licht van het mooiste oranje.
En je zacht fruit, telt, gestreeld, gekust
en je vruchten bloeien en je lava vult
en ons gras wil weven.
Ik denk, corrigeer, ik wil
je loom op mijn ochtend
in ons binnenste
zacht op je huid
wil ik, je winnen, wonden, woeden.
Straks
Als het straks gaat beginnen dan kan ik de koude zee induiken, uren zwemmen tot ik er uitkom, gespierd en krachtig, en dan eet ik met grote happen boterhammen pindakaas, en heb ik een tatoeage op mijn biceps van een anker of een hartje of alle twee, en mensen vragen elkaar: wie is die vrouw? Die zo kan zwemmen, en die zo sterk is? Dan daarna ga ik naar de kroeg zonder QR code want die bestaat niet meer, of ik heb hem niet, en ik neem er nog eentje en ik zeg proost tegen de mannen met wie ik drink en onze glazen botsen en het bier klotst en schuimt zoals de golven eerder vandaag en ik ga naar huis, pak mijn vriend in, want hij wil ook en wij vrijen de nacht en de dag en dan weer de avond en we eten pizza’s en kijken films en we roken nog een stickie en er is geen moment dat ik denk aan mijn medicijnen of aan slapen of aan gezond. Dat denk ik dus allemaal niet. Ik denk alleen maar als het straks gaat beginnen dan leef ik weer, of ik ben dood, maar niet dit. Niet dit.