Favorietennummer
Je bent mijn verlosser, maar zo gedraag je je niet
Terwijl ik in stoffenpaleis Cleopatra twijfel
ussen oudroze en emeraldgroen voor onze sofa
Kam jij de haren van een matroneachtige bobijnster uit Senegal
Samen zijn jullie witter dan de ziel van mijn naakthond
Ik beslis (oudroze), op de bus kom ik een ex-geliefde tegen.
Hij herkent me niet, omdat ik er misnoegd uitzie
Onder zijn heerschappij was ik steeds extatisch
Ik haat je op deze bus, ik haat je fierheid en je kleinheid
Ik haat je kolonialistische verleden, ik haat je gematigdheid met drank,
Ik haat je zelfgenoegzaamheid over je gematigdheid met drank.
Terug thuis haat ik je nog meer
Ik haat de kneuterige kantdoekjes die je op de tafel hebt gelegd,
Ik haat het talentloze stilleven dat je als twaalfjarige hebt gemaakt,
Ik haat je kanarie, ik haat je radio, ik haat je lookpoeder,
Ik haat je broodrooster, ik haat je scheerschuim, ik haat je douchekop.
Je komt thuis zonder wroeging
Je voelt niet dat ik je haat
We eten bloemkool en varkensworst
Ik haat je vettige lippen, ik haat je weke wangen,
Ik haat je eetgeluiden, ik haat je eettempo, ik haat je breidelloos vleeseterschap.
Vroeger was je mijn verlosser
Je verloste mij van splinters en corveeën
Nu ben je mijn kwelduivel
Ik haat je minnares, ik haat deze bloemkool, ik haat oudroze
De sofa gaat in vlammen op, ik hou van mijn wraak.
Favoriete bijdrage
De anemische taxidermist steelt een boek over paardengebitverzorging
De anemische taxidermist verveelt zich vandaag
De fazantenstaarten zijn geprepareerd
De vossenhuiden zijn gedesinfecteerd
De poedelogen zijn opgekraamd
En de eksterschedels voor morgen staan ook al klaar.
De anemische taxidermist vraagt zich af: ‘Zal ik morgen nog leven?
Of zal ik gestikt zijn in de ivoren diadeem van een voodoopop
Die een waarzegster mij in mijn vierde decennium heeft voorspeld?!’
Maar de waarzegster kon niet vertellen of de voodoopop zou worden herkend
Want meteen na de haarspeldvoorspelling stikte ze zelf.
Heel banaal, het was geen vloek
Het woei gewoon hevig toen
De taxidermist en de waarzegster zaten op de dijk
Een jongetje en zijn lijmleverancier kwamen voorbij
De waarzegster ademde een kluwen groen frietvorkjes in.
Het jongetje had namelijk alle groene frietvorken van de kust aaneengelijmd
Niet uit kwaadaardigheid, gewoon uit misplaatste vlijt
De taxidermist deed niets
Wat kan je doen?!
Hij verliet de dijk en werd voorgoed anemisch.
De bleke dierenopzetter voelt zich nog steeds lusteloos
Hij verlaat zijn heilige werkplaats
In de keuken komt hij zijn enige dochter tegen
Ze somt luidkeels in het Duits alle uitsteeksels op
Waaraan ze nog niet is geopereerd in Polen.
Buiten zijn de mensen geen haar beter
In de bibliotheek vindt de anemische taxidermist een gemakkelijk boek
Paardengebitverzorging om te stelen voor zijn dochter.
De epileptische entomoloog heeft eindelijk zijn roeping gevonden
Tussen twee stuipen besluit de epileptische entomoloog
Het over een andere boeg te gooien
Een insectloze boeg
Poëzie bijvoorbeeld
De meeste gedichten verlopen zonder sluipwespen.
In de bibliotheek komt hij mij tegen
Hij kent mij van een snookersalon
Waar we ooit gelijktijdig werden buitengezet
Toch waren het twee verschillende incidenten
Het zijne met vuisten, het mijne met een bloedworst.
In een boek over paardengebitverzorging hervind ik mijn ongebreideldheid
De epileptische entomoloog zegt: ‘Morgen word ik dichter, ja!
Ik ben oud genoeg, mijn ouders leven niet meer.
Van Arthur hoorde ik dat jij ook soms gedichtjes schrijft?!’
‘Arthur heeft niet gelogen.’ Antwoord ik stug.
Ik klap het boek over paardengebitverzorging dicht
De epileptische entomoloog huivert niet
Ook al kent hij de Latijnse naam van de stofluis
Die ik zopas heb vermorzeld
Toch huivert hij niet, hij heeft het verleerd.
‘Wil je mij helpen?’ Vraagt de epileptische entomoloog kruiperig
Ik wil hem helpen
Waarom ook niet?!
Ik help graag entomologen
Zelfs al zijn ze epileptisch, al hebben ze het huiveren ontleerd.
Maar voor ik een beginregel kan aanreiken
Ligt de epileptische entomoloog alweer te schuimen op de vloer
Nochtans luidde de beginregel als volgt: ‘Ik wil een chocoladen annunciatie eten.’
Zo’n regel geef ik niet aan eender wie, alleszins niet aan Arthur.
Weer worsten
‘Weerhaken in worsten’ is de kop, de regionale krantenkop
We zitten in de lege lobby van een hotel in Gieten
Ik sta op en zeg tegen de oude kruisboogschutter:
‘In een wereld vol hondenhaters wil ik niet zwanger zijn…’
Maar ik wil het wel, rond zijn, zelfs in deze wereld.
Ik ken deze wereld nog niet lang genoeg
Ik heb nog maar 32 schele beiaardiers, 59 necrofiele tegelzetters
86 pseudo-boeddhistische lamaverzorgers
En 101 anesthesiologen met hoogtevrees ontmoet
Nee, ik wil ze niet opnieuw tegenkomen.
Ze zouden me opnieuw sarren met hun onbesneden fallussen,
Ze zouden me opnieuw onderwerpen aan hun knullige origamicollecties,
Ze zouden vooral hun geld en hun porseleinen reigers terugeisen
Maar het geld is op en de porseleinen reigers staan nu op de schouwen
Van vurige Bulgaarse mijnwerkersvrouwen, ze staan daar goed, ze worden afgestoft.
Ik verlaat de lobby en keer terug naar onze hotelkamer
De oude kruisboogschutter blijft zitten, hij wil begrijpen hoe het komt
Dat chantage, vadermoord en hondenhaat hier zo origineel uit de hoek komen
In de hotelkamer raadpleeg ik Marcus
Hij komt niet origineel uit de hoek, toch herlees ik zijn evangelie volledig.
‘Waar was je al die tijd?’ vraagt de oude kruisboogschutter
Wanneer ik eindelijk opnieuw verschijn
‘Zat je weer in de douchecel? Jezelf vol te proppen
Met gestolen pindakaaskuipjes en geschooide stroopwafels??’
‘Ik was het evangelie volgens de guitige Marcus aan het herlezen!’
De oude kruisboogschutter gelooft mij
Hij haat het wanneer ik de waarheid spreek
Hij verafschuwt het wanneer mijn waarheid met Marcus te maken heeft
We verlaten het hotel om chantage of vadermoord in het echt te zien
We verlaten het hotel om ongekunstelde honden te belonen met vegetarische satés.