Dit is column #12 van de wisselcolumns tussen Marjolein Takman en Jelko Arts. Afwisselend op Tijdschrift Ei en het Wintertuinblog schrijven en tekenen Jelko en Marjolein over het maakproces van hun chapbook. Inmiddels zijn de chapbooks gepresenteerd en was het weer tijd voor een wissel: Marjolein is weer terug op Ei! Lees hier #11 van Jelko en vind onder de column meer informatie.

Samenwerking Tijdschrift Ei en De Nieuwe Oost – door Iris Frankhuizen

Een collega vertelt me tijdens de koffiepauze dat hij geruchten heeft gehoord dat ik een boek geschreven heb. Een andere collega hoort hem dit zeggen en wil meer weten. Ik praat zacht als ik vertel hoe het zit, ik wil niet dat mensen meeluisteren. Mijn collega wil weten waar hij het boek kan kopen. Ik wil hem de link van de webshop sturen, maar ik heb zijn telefoonnummer niet en we moeten weer aan het werk. Een dag later loop ik in de koffiepauze mee naar buiten, waar hij rookt, zodat ik zijn nummer in mijn telefoon kan zetten en we het er niet hardop en in de buurt van andere mensen over hoeven te hebben. Hij blijkt het boek al te hebben besteld.

Ik ben erg druk met mijn kamerplant. Ik vertel iedereen die het wil horen over mijn kamerplant. Ik heb mijn kamerplant op straat gevonden. Tenminste, dat is wat ik mensen vertel. In de praktijk heeft een vriendin waarmee ik over straat liep de plant gevonden, ik was er zelf voorbij gelopen. Ze heeft me laatst verteld dat ik de plant moet overpotten omdat ze te groot geworden is (we hebben besloten dat de plant een zij is). Dus ik haal een grotere bloempot en extra aarde, zet de plant in een andere pot en maak ook een paar stekjes.  Dat ik heb ik nog nooit gedaan, dus ik ben bang dat ik de stengels simpelweg amputeer. Momenteel leven ze nog. Ik vertel iedereen over mijn stekjes, over hoe trots ik ben op mijn kamerplant.

Mijn moeder blijkt vier boekjes gekocht te hebben die ze aan familieleden heeft gegeven als cadeau. Terwijl ik dit schrijf herinner ik me dat één van die gelukkigen me twee weken geleden, een paar dagen na verschijnen, al heeft gemaild wat ze ervan vond, maar dat ik die mail alleen maar gezien en nog niet geopend heb. Een ander familielid blijkt het twee keer te hebben moeten lezen voor ze het begreep.

Ik maak een foto van mezelf met mijn oude en nieuwe kamerplanten.

Ik wil een boekje versturen. Bij het PostNL-punt praat de medewerker met de jongen voor mij over Dragon Ball Z. Dat is een spel waar ik voor het laatst over heb gehoord toen ik twaalf was. De jongen voor mij speelt toernooien. Er verschijnt nog een medewerker die me de vraag toesnauwt wat ik kom doen. Ik zeg dat ik een pakketje wil frankeren. Ik geef haar de envelop zodat ze die kan afwegen.
‘Moet je er een bewijs van hebben of wil je postzegels?’ snauwt ze. Ik snap niet wat ze bedoelt maar ik zeg dat ik postzegels wil.
‘Het zijn vier postzegels,’ snauwt ze.
Ik reken af. Ze zegt niks meer. Zodra ik buiten sta wil ik mijn boek terug. Ik wil niet dat zij het vasthoudt.