Er komt blijkbaar een vreselijk storm aan, en de buurvrouw zegt dat ik mijn stoelen en alles wat los zit zo snel mogelijk naar binnen moet dragen.
‘Maar alles is toch al dichtgespijkerd?’, zeg ik tegen haar. Zij kijkt mij aan alsof ik Chinees tegen haar praat. Vroeger zou ik het erg gevonden hebben als mensen mij vreemd aankeken, maar nu is het schering en vertrouwde inslag.
Het is één van die kleine gebrilde vrouwtjes met een afgezakte nek, die het gebrek aan lengte compenseert door middel van assertiviteit en kordaat optreden.
‘Je kunt het beste alle stoelen naar binnen dragen’, zegt ze nogmaals.
‘Zal allemaal best wel meevallen,’zeg ik tegen haar, ‘ik kan ze toch binnen dragen als het werkelijk hard begint te waaien?’ In stomme verwondering kijkt zij mij aan.
Het is echt waar’, zegt zij, ‘er worden windstoten van 110 km per uur verwacht.’
110 km per uur, dat is dezelfde snelheid die mijn luchtvervuilende, roetuitstotende, aardeopwarmende en dieselslurpende Chrysler haalt als ik het gaspedaal op zijn staart trap.

illustratie Styrmir Örn Guðmundsson bij tekst Naakte Aap

Echt waar???’, zeg ik met gecamoufleerde spot in mijn stem waarvan mijn vrienden weten dat ik dan de boel aan het belazeren ben.
‘Ja het KNMI heeft het net afgekondigd.’
Hoe kan je in godsnaam een stormwaarschuwing van een gerenommeerd instituut als het KNMI in de wind slaan, lees ik af aan haar gezicht. After all, het is het bolwerk van Hollandse degelijkheid, niet zomaar een instituut, een koninklijk instituut.
Ik kijk naar mijn stoelen, ze staan overal verspreid, één voor de ochtendzon tussen negen en tien, één voor de zon tussen elf en twaalf, een ligstoel langs de tien meter hoge cipressen voor de zon tussen één en twee en een stoel op zijn zijkant gedraaid voor de zon tussen twee en drie uur. Mijn schommelstoel om het laatste zonnetje op mijn rug op te vangen. Na vijf uur begint namelijk de permafrost weer in te zetten. Je vraagt je natuurlijk af waarom zo veel stoelen? Dit is vanwege die klote cipressen! Zij veroorzaken bijna een zonsverduistering. En nou wil mijn buurvrouw dat ik mijn stoelen vanwege een windje verplaats, shit man, daar moet een stevige Katrina voor langskomen, voordat ik zoiets overweeg.
Het heeft mij een half jaar van geconcentreerde aandacht en toewijding gekost voordat de optimale posities bepaald waren, zoiets verstoor je toch niet zomaar? Ik heb het allemaal genoteerd in een schema, zodra de zon ten opzichte van de aarde roteert, pas ik met kleine verplaatsingen de plaatsingen van de stoelen aan.
Een probleem van een andere orde is dat ik de laatste twee dagen probeer de verf van mijn nieuwe stoel te laten drogen, en rond loop als een lunatic om de zon op te vangen. Mon Dieu! Tegen zoveel wispelturigheid ben ik niet opgewassen.
De buurvrouw is duidelijk niet blij met mijn antwoord, tegen zo veel onverschilligheid en onverantwoordelijkheid is zij niet opgewassen. Zij draait zich om en duikt haar schuur in om haar man over mijn meningen te verwittigen.
Deze schuur is de ruimte waar ik mijn buurman gewoonlijk kan vinden als hij zijn vrouw ontvlucht (het wrakhout na veertig jaar huwelijk kan aardig verweerd raken). Ik denk dat hij tussen het tuingereedschap slaapt en in een hoekje een zwart-wit televisie heeft staan, terwijl zijn vrouw het leven in kleuren waarneemt op een digitaal bestuurde flatscreen met 259 programma’s waarvan dertien porno, maar zeker weten doe ik het niet.
Op de achtergrond hoor ik een licht en toenemend gedonder. Ook de wind is langzaam bezig toe te nemen. De buren links en rechts hebben mij al gewezen op de afschuwelijke donkere lucht die er aan komt, maar ik blijf stil. Geen storm kan zo erg zijn als mijn huidige emotionele toestand van vertwijfeling: Welke muziek zal ik spelen in dit spel van de natuur? Iets vrolijks of zwaars, misschien Gorecki’s klaagliederen? Drink je witte wijn bij een storm of rosé met bubbels? Witte wijn lijkt me beter. Rosé met bubbels vind ik uiterst verdacht, zoiets is toch voorbehouden aan studenten, grotbewoners en hypotheekadviseurs. Deze storm wordt kwalitatief genieten, niet kwantitatief. Vanwege de regen kan ik mijn muziek op maximaal volume afspelen. Ik kies uiteindelijk voor classic opera.

illustratie Styrmir Örn Guðmundsson bij tekst Naakte Aap

In samenspraak met het hemelgeweld en het muziekgeweld begint mijn maag óók nog te rommelen.
Verdomme, in desperatie vis ik een door mijn zuster achtergelaten creatie uit mijn vriezer. Ik positioneer mij midden op het grasveld: op mijn stretcher, paraplu in de aanstelling, wijn binnen handbereik en ik begin gedreven alle gecamoufleerde garnalen tussen de sperzieboontjes en overdaad van kruiden en saus te prikken.


Het begint keihard te regenen, de wens van elke Zuid-Afrikaanse boer. Thank God, de ‘grote droogte’ waar iedereen het over heeft is voorbij. De donder is nu recht boven mij, maar het is wel een Calvinistische donder: bescheiden, gecontroleerd en emotioneel van geen enkele betekenis. Niets katholieks aan deze donder en bliksem, niets uitbundigs en spontaans, geen doorregen lichamen met pijlen of gekruisigde mensen die de ellende van de mensheid uitstralen, geen botsplinters die je lekker kunt zoenen, geen zweepjes waarmee je jezelf kunt slaan om jezelf ervan te overtuigen dat je nog niet overleden bent…en dan, wacht eens:
Godverdomme, het is bezig alweer lichter te worden. Ik kan mijn paraplu al weer inklappen, wat een afschuwelijke anticlimax. Ik wil mijn storm terug! Mensen beginnen één voor één uit de zekerheid van hun aluminium omhulsels te kruipen, mijn stoelen en tafels hebben zich geen centimeter bewogen en mijn poes en levensgezel Flo komt aandacht opeisen en vleit zich tegen mijn kuiten aan.
Mijn buurman (vrijwel zeker op aandringen van mijn buurvrouw) komt naar mij toe en meldt:’Die takken die boven jouw trailer hangen, vormen een bedreiging voor jouw dak, buurman.’
Sakkerloot! Mijn dak! Mijn gelukzalig bestaan! Er hangen takken boven mijn caravan! Een bedreiging voor mijn bestaan?
Wij zouden eens ernstig met elkaar moeten praten terwijl zijn vrouw afwezig is, misschien kan ik nog iets voor hem betekenen.
Het is duidelijk dat mijn buurman zich een beetje ongemakkelijk voelt. De tweedehandse voorspelling van Bijbelse stormen is niet uitgekomen en ik onderdruk het gevoel om triomfantelijk te zijn.
De buurvrouw komt er óók weer bij staan en geeft uiting aan de frustraties van de teleurstellende storm:’Uw kat doet haar behoefte in mijn tuin’, zegt zij, om aan te geven dat zij nog steeds in controle is. De buurman doet ook een duit in het zakje:
‘Het maakt gele vlekken op ons gras.’
Dat is héél vervelend‘, zeg ik. ‘Je moet gewoon veel lawaai maken en haar wegjagen.’
‘Heb ik geprobeerd’, zegt mijn buurman, ‘zij gaat gewoon aan de andere kant van de heg zitten en staart mij aan’.
Ik krijg een kriebelig gevoel in mijn maag – butterflies – de laatste keer dat ik dit ervaren heb is toen ik verliefd was, niet zo lang geleden. Vol trots besef ik dat mijn kat een anarchist is. Maar het is weer gauw over met de pret.
De buren leuteren en keuvelen voort en aan de binnenkant van mijn ziel is een alles overweldigende storm bezig zich te ontwikkelen, niet aangekondigd door het KNMI overigens.’Wij komen hier al 33 jaar.’ zegt mijn buurman, ‘dingen zijn niet meer zoals ze waren.’

33 jaar!

You’re fucking right, denk ik. Dáárom zijn de Neanderthalers uitgestorven, zij hadden een gebrek aan aanpassingsvermogen. Maar zoiets kan je niet tegen je buurman zeggen.
Ik pak Flo op en loop zonder verdere woorden naar binnen. Ik neem plaats aan mijn eettafel. Deze ligt bezaaid met allerhande paperassen en boeken van: Nietszche, Schopenhauer, Henry Miller, Hobs Dostojewski, Camus, Piet Vroon, Stuart Mills, Herman Hesse en Kant. Ik voel de storm weggezogen worden in een knus, aangenaam, lekker, etcetera-achtig iets, ook wel genoemd: Het existentiële gat,en dit gat, terwijl ik met mijn vingers de vacht van Flo zit te kammen en te aaien, voelt aan als een:

Bevrijding.

DEZE BIJDRAGE VERSCHEEN EERDER IN #0 Proefnummer