Ik lig onder mijn zus haar bed en wacht tot ze haar been uitsteekt zodat ik in haar vel kan bijten. Het ruikt naar zweetvoeten. Ik groeide op naast die geur.

Voor het slapengaan, wat voor mijn gevoel als kind midden in de nacht was geweest, leerde mijn zus me dat als ik mijn been uit bed zou steken, de man met de hakbijl mijn been eraf zou hakken. En dat ik dan voor altijd een stomp over de grond moest slepen, omdat we te arm waren voor een prothese.

Soms liet ze me de foto’s zien van mezelf als baby, en beweerde dat ik toen nog een ander hoofd had. Onze moeder had mijn vorige hoofd er met de deegroller afgeslagen en ze hadden vervolgens samen het lelijkste hoofd uitgekozen in de hoofdenwinkel.

Banger dan voor de man met de bijl, was ik voor de man met de hondenkop. Dat was Martin Gaus geweest op de cover van de VARA-gids met een herdershondenkop ter hoogte van zijn hoofd. Mijn zus hield het televisieboekje onder mijn neus, en omdat het vast weer iets engs was, had ik vluchtig gekeken. Hierdoor had het zich tot een heel ander beeld gemanifesteerd; gruwelijker, veel schaduw en tand.

De man met de hondenkop wachtte jarenlang het juiste moment af om mij te doen schrikken. Alsof hij niks beters te doen had.

In de spleet tussen onze matrassen leerde mijn zus me ook dat als ik om 0.00 de duivel uitschold, hij achter me zou staan. Ik heb het nooit gedurfd, desondanks verscheen hij op een avond.

De duivel had een capuchon op waardoor ik zijn gezicht niet goed kon zijn. Het zou dus ook kunnen dat het de man met de hondenkop was. Hij stond tussen het drogende wasgoed in mijn studentenwoning en stormde op me af, propte zijn hand in mijn broek en duwde me tegen de muur. Hij had niet de intentie mijn kleren te vouwen of met me te praten over iets als De Botanische revolutie of zelfscankassa’s. Mijn nieuwe hoofd werkte vliegensvlug, ik was ijzersterk. Maar de duivel of de man met de hondenkop trok mijn bh los, die met een plofje op mijn kartonnen vloer belandde – en waar ik later (een vriend vroeg zich af of ik het niet allemaal had verzonnen?) over zei ‘Denk je dan ook dat ik die bh daar zelf heb neergelegd?’ en hij dacht van niet. Maar hij vond het toch allemaal wel vreemd. Ik vond dat ook. Alleen op een andere manier dan hij.

Het was me gelukt om de duivel de deur uit te krijgen, maar mijn slapeloosheid was officieel begonnen. Nu kon ik al niet meer met mijn been uit bed slapen, op een te laat tijdstip in de spiegel kijken en er was constant de mogelijkheid onverwachts bezoek te krijgen. Mijn zus vond het rot voor me, maar had net twee kinderen gebaard.

Toen ik het jaren later, in een therapiesessie toevallig ter sprake bracht, keek de psycholoog me aan op een manier waaruit ik kon aflezen dat ze op dat moment aan iets anders dacht. En mijn vader gaf me het advies de volgende keer een asbak door het raam te gooien ‘zodat de buren weten dat er iets aan de hand is’. Ik had me afgevraagd hoezo mijn vader het zo logisch vond dat er een volgende keer zou komen. Alsof het de Olympische Spelen waren.

Mijn zus is nog wakker. Dat hoor ik aan haar ademhaling. Ik heb spijt. Het is stoffig en harig en groezelig onder het bed. Het ruikt naar oude winterkleren, een verlaten vakantiehuis. Natte wol.

Ze steekt haar been niet uit. Ik heb zin om naast haar te gaan liggen en te praten over de wandelende hagelslag die we als kind zagen. Het was een mier met een hagelslag op zijn rug. Het was leuker geweest om de mier weg te laten.

Daar komt haar reusachtige been tevoorschijn. Haar teennagels zitten diep onder haar vel verborgen. De geur is bijna ondragelijk. Ik schuif dichterbij. Mijn hoofd komt nu onder de bedrand uit. Frisse lucht. Ik open mijn mond. Adem diep in.