Het jaar 2177, 16:16 uur, twee weken na het grootste nucleaire krachtenspel in de menselijke geschiedenis. Een grote zandvlakte in voormalig Duitsland, vooralsnog niet door een van de vier patriarchen als grondgebied toegeëigend.
1. Ext. Mijnenveld, dag
Twee soldaten lopen extreem langzaam en met de grootste voorzichtigheid over een uitgestrekte zandvlakte. Overal aan de horizon zijn kleine rookpluimen te zien van smeulend vuur. De soldaten lopen een meter of acht van elkaar vandaan, elk met apparatuur die voor een mijn moet waarschuwen. Beiden bewegen langzaam een detector over het oppervlak, extreem geconcentreerd, stap voor stap.
Het is stil.
Elke stap wordt nauwkeurig afgemeten. Zo lopen ze een tijdje in stilte naast elkaar. De ene soldaat (soldaat 2) is zeer geconcentreerd, de ander (soldaat 1) kijkt om de zoveel tijd naar zijn maat alsof hij iets wil zeggen. Na een tijdje begint soldaat 1 te spreken.
Soldaat 1
(Kijkend naar zijn maat)
‘Pedaal’.
Soldaat 2
(Zijn blik geconcentreerd op de grond voor hem)
Pedaal?
Soldaat 1
Pedaal, ja.
Soldaat 2
Wat is er met pendaal?
Soldaat 1
Precies. Het is pedaal. Niet pendaal.
Soldaat 2
(Antwoordt plichtmatig, nog altijd strak voor zich kijkend)
Wie zegt dat dan.
Soldaat 1
Jij.
Soldaat 2 is helemaal niet met zijn collega bezig, maar concentreert zich op de grond voor hem. Hij antwoordt laat.
Soldaat 2
Ik?
Soldaat 1
Ja, jij ja. Jij zegt pendaal.
Soldaat 2
Ik zeg geen pendaal. Kijk uit waar je loopt.
Soldaat 1
(Doet, terwijl hij praat en zijn maat aankijkt, onwillekeurig een stap in diens richting)
Jawel, jij zegt pendaal en jij zegt ook rontonde. Het is rotonde.
Soldaat 2
Ik zeg geen ‘rontonde’. Concentreer je.
Soldaat 1
(Begint zijn aandacht te verleggen van de mijnen naar het gesprek; wordt onrustiger, beweeglijker. Doet, terwijl hij spreekt, een paar onbezonnen stappen in de richting van zijn maat)
Jawel, jij zegt rontonde en pendaal. En jij zegt ook ‘advocado’. En ‘immuum-systeem’. En ‘indentiteit’.
Soldaat 2
(Kijkt op, ziet zijn collega enkele onbezonnen stappen doen, staat stil en spreekt zijn maat dwingend aan)
Vriend, je moet echt uitkijken. Die bunker heb jou echt geen goed gedaan. We hebben er veel te lang gezeten. Op elkaars lip. Doe je werk, alsjeblieft alsjeblieft.
Soldaat 1
Heeft.
Soldaat 2
Wát. Wat nou hééft.
Soldaat 1
Die bunker hééft jou geen goed gedaan.
Soldaat 2 gaat resoluut stilstaan om zijn maat toe te spreken.
Soldaat 2
Je moet echt heel snel je mond gaan houden en je gaan concentreren. We moeten nog 150 meter. Deze hele teringzooi ligt vol met mijnen, levonsbedreigond volgens de hoogste orde. Kijk nou uit waar je loopt, je bent ontzettond dom bezig, ik zweer het je. Ik zal het je nog één keer zeggen want het lijkt niet tot je door te dringen: je begrijpt toch dat de kans ongeveer 100% is, dat wij de enige overlevonden zijn van deze schijt-oorlog? We hebben samen vier maanden lang 300 meter onder de grond gezeten. Dat is duizelingwekkond diep, en zelfs dáár komt radioactieve straling van die orde. Ik heb bijtonde plekken op mijn huid. Hierboven heb iedereen mekaar afgemaakt. Er is geen levond mens op aarde meer. En jij maakt je druk over dit soort shit?
Soldaat 1
(Heeft inmiddels de aandacht vrijwel volledig bij het gesprek en staat nu een meter of vijf van zijn maat)
Ongelooflijk. Ontzettónd? Levonsbedreigond? Bijtond? Levond. Weet je dat dat typisch Amsterdams is? Ik hoor het je de godganse dag zeggen: angstaanjagond, kronkelond, schitterond. Het is schitterend. Schit-ter-end.
Soldaat 2
Wat? Wat is schitterond?
Soldaat 1
God… Ongelooflijk. Niks is schitterond! Ik bedoel, het is schit-te-rend. Niet schitterónd.
Soldaat 2
Ok, ok! Jezus! Rustig! Wat een fucking freak ben jij… Begrijp je dan echt niet hoe slecht je timing is? We moeten ons nog door 150 meter mijnenveld heen werken. Weet je wat we aan het doen zijn? We zijn aan het zoeken naar andere overlevonden.
Soldaat 1
Overlevénden.
Soldaat 2
(Zucht diep)
Jezus! Man! Luister, wij moeten heel snel mensen vinden. De orders: een vrouw, die bereid is met ons de mensheid te redden. Als we dat niet vinden…dan begrijp je toch wat het gevolg is? Besef je je dat wel?
Soldaat 1 zucht, schudt zijn hoofd geïrriteerd. Terwijl hij praat zet hij weer een paar stappen in de richting van zijn collega, zich het gevaar daarvan volstrekt niet bewust.
Soldaat 1
Sorry hoor… Maar…
Terwijl soldaat 1 praat begint hij naar zijn maat te lopen.
Soldaat 1
Het is realiseer je je, of beséf je… Zich beseffen… Dat is niet wederkerig, snap je? Sorry, maar zo ga je niet ver komen in het leven. Kijk, ik…
‘Klik’.
Precies op het moment dat soldaat 1 dit gezegd heeft, stapt hij op een mijn. Beide mannen staan als aan de grond genageld, stokstijf. Eén stap, één beweging, zal fataal zijn; in elk geval voor soldaat 1, maar waarschijnlijk voor beide. Soldaat 1 slikt. Soldaat 2 is woedend. Na enkele seconden van verbijstering begint soldaat 2 te spreken.
Soldaat 2
Godverdomme, man… dit voel je toch mijlenver van tevoren aankomen… Wat zeg ik nou steeds? Ik zeg het toch niks voor niks! Ik zeg het toch godverdomme niks voor niks?
Soldaat 2 is volledig uit zijn concentratie, is in paniek.
Soldaat 2
Je hebt goddomme mazzel, dat ik er nog ben om je te helpen… Ik help je altijd weer uit de br…
Hij draait met een stap naar zijn maat toe.
‘Klik’.
Ook soldaat 2 heeft nu zijn mijn te pakken. Zijn gezicht valt in duizend stukken uiteen.
Hij begint te hyperventileren. Van zijn gezicht is een mengeling van angst en woede af te lezen. De twee mannen staan nu zo’n 5 meter uit elkaar, ieder op zijn eigen mijn, in een immense zandvlakte. Beide zijn verbouwereerd, en staan zich te bezinnen.
Soldaat 2
(Hijgend van paniek, probeert zijn adem onder controle te krijgen)
O.k. Wat kunnen we doen wat kunnen we doen wat kunnen we doen… We kunnen niks doen. Doodstil blijven staan. We moeten hopen dat we niet de enigen zijn, en we moeten wachten. Op anderen… Die niet bestaan… Jezus, dat gaat nooit gebeuren… Bedankt hoor, vriendelijk bedankt. (Zijn gezicht staat op huilen). Godsamme…godsamme… En niet bewegen, hoor je? Vergeet het maar! Niet bewegen!
Soldaat 2 kijkt om zich heen en speurt half huilend de horizon af. Soldaat 1 staat er afgeleid bij, kijkt om de zoveel tijd naar zijn maat.
Soldaat 1
Niet voor niks.
Soldaat 2
Wat nou weer?
Soldaat 1
Het is niet voor niks. Jij zei ‘niks voor niks’.
Soldaat 2 kan geen woord meer uitbrengen. Stomverbaasd staart hij zijn collega aan.
Soldaat 1
Ja, ik zweer het. Ik hoor het je net zeggen. Je zegt (citeert met een toon vol parodie): ‘ik zeg het toch niks voor niks? Ik zeg het toch gvd niks voor niks?’ Je kunt het wel weer gaan ontkennen, maar… Een tip van mij: jij moet daar echt iets aan gaan doen, vriend. Een beetje sollicitatiebrief…
De rest van de zin horen we niet. De ogen van soldaat 2 vullen zich met ongeloof en met tranen.
Het eerstvolgende shot is dat van de twee soldaten, van ver; twee stilstaande vlekjes, met hun helmpjes op, te midden van een uitgestrekte zandvlakte, enkele meters van elkaar vandaan. Dit beeld zien we een tijdje.
Een wind waait en neemt, in een vlaag, droog zand mee over de vlakte.
Dan:
Zwart beeld
Einde