Zoals trouwe lezers van Tijdschrift Ei al weten, komen er in onze edities altijd verschillende kunstdisciplines samen. De ene keer creëert een beeldmaker werk dat aansluit bij een kort verhaal, de andere keer vragen we een schrijver om zich te laten inspireren door een illustratie.
Om de cirkel nóg ronder te maken zijn we met de zogenaamde ‘ketting’ begonnen! Elke editie zullen we één nieuw werk plaatsen, dat is gemaakt als reactie op de vorige.
Voor editie #75, Er was eens, maakte Zela Odessa Palmer werk bij het verhaal ‘Een reis in het ongewisse’ van Annette Akkerman.
Diepe hoogten
Een reis in het ongewisse
Kun je je voorstellen dat iemand je blinddoekt en in een busje zet? Op een onbekende bestemming word je losgelaten. De blinddoek moet opblijven. In het busje zijn er verhalen verteld over wat je te wachten staat. Verhalen over monsters met vier koppen, die niets liever willen dan elk levend wezen verscheuren. Of mogelijk nog meer beangstigend, dat je op je pad een afgrond tegen kunt komen, zo diep als het middelpunt van de aarde. Kun je je dat voorstellen? Zie je jezelf al vol vertrouwen voorwaarts stappen met je blinddoek voor? Laten we dan teruggaan naar 1487. We bevinden ons op een schip, dat een aantal maanden geleden uit Lissabon is vertrokken. Jij bent Bartolomeu Dias.
De sterren zijn je enige gids. Je tuurt naar boven en probeert je route te lezen. Deze zuidelijke sterren zijn nieuw voor je. Je probeert je de constellaties eigen te maken en vraagt je af of het een goede keuze was om met je schip koers te zetten naar het zuidwesten, waar volgens de overleveringen de wereld eindigt. Je had echter geen andere keus, vertel je jezelf. De ijzige winden bliezen je steeds terug naar het noorden. Dat was het laatste wat je wilde, terug naar huis met de staart tussen je benen. Je stelt je het hoongelach al voor: de ontdekkingsreiziger die niet verder kwam dan de al ontdekte gebieden.
Je legt nog liever het loodje dan je angst tegen de bemanning te bekennen. Je hebt net te vaak hun verhalen over zeemonsters weggelachen en hun fantasieën van slangen met twee koppen en vliegende draken bespot. Zou je dan nu toegeven dat je bang bentp Dat de angst om met je schip terecht te komen in de oneindige waterval je opvreet. Je houdt liever voor jezelf dat je iedere nacht wakker schrikt uit je angstdromen. Dat het zweet uit iedere porie van je lijf gutst. Dat je dan op moet staan, aan dek moet gaan en kijkend naar de sterren jezelf weer vindt.
Dagenlang is je schip een speelbal van de woeste golven. Zelfs de meest doorgewinterde zeemansbenen wankelen in de zware storm. Na dertien dagen lijkt de wind zijn onstuimigheid te verliezen. Je ziet dit als een teken om weer in oostelijke richting te varen richting de kust van Afrika. Het was een goede keuze het bevoorradingsschip in Walvisbaai achter te laten. Ook al weet je dat er hierdoor nog slechts beperkte voorraden aan boord zijn. Dat schip had de stormen nooit doorstaan.
Je berekent samen met de stuurman hoe lang het zal duren voor jullie de kust weer bereiken. Je gunt de bemanning vlees en drank na alle ontberingen. Volgens de sterren en je berekeningen zou je nu allang de Afrikaanse kust weer in het vizier moeten hebben. Er is echter nergens land te bekennen. Overal waar je kijkt is water, niets dan zout zeewater. Het verse water is bijna op en ook de andere rantsoenen slinken snel. Je mijdt de vragende blikken van de bemanning.
Die nacht lig je weer wakker. Je angsten zijn nu van een andere orde. Weer zoek je hulp bij de sterren, vraagt om richting, waarschijnlijk bid je zelfs tot een hogere macht. Het geeft je in ieder geval inzicht. Het is tijd om naar het noorden te varen. Je besluit staat vast.
Je bemanning omarmt het plan. Zelfs de ruwste zeebonken verloren hun hoop op een goede afloop. Ze kunnen niet weten dat ze net Kaap de Goede Hoop hebben gerond. Dat ze de zeeweg naar India hebben gevonden. Dat weet ook jij niet, Bartolomeu, mogelijk had je dan anders beslist toen je eindelijk zicht kreeg op land. Je krijgt ook niet de tijd om hier lang over na te denken. Rondom je klinken de zeemansliederen. Vergeten zijn alle doemverhalen van duistere demonen die mogelijk over dit land regeren. Er is alleen nog de vreugde om eindelijk weer vaste grond onder de voeten te voelen.
Natuurlijk ben jij ook verheugd, je hebt het er goed vanaf gebracht, je bemanning grotendeels weer veilig aan land gezet. Wat je nog meer pleziert is de temperatuur van het water. Het voelt bijna als een bad. Opeens besef je dat dit de Indische Oceaan zou kunnen zijn. Zou het dan toch nog mogelijk zijn om India te bereiken?
Vol vuur roep je je kapiteins bij elkaar. Vertelt over je plannen om verder te varen. Je kunt niet weten dat je op een nee zult stuiten. De uitgeputte bemanning weigert. Ze willen niet meer verder. De kapiteins tekenen een document waarop ze aangeven terug te willen. Je bent teleurgesteld, maar wat kun je anders. Je markeert de plek waar jullie aan land zijn gegaan. Tot zover ben je gekomen. Met weemoed keer je terug. Ditmaal kom je dichter langs de kaap die je gerond hebt. Je doopt hem de Stormkaap, met alle ontberingen in gedachten. Je koning denkt er echter anders over. Kaap de Goede Hoop is een betere naam, nu de doorgang naar India is gevonden.
In 1488 zit je reis erop. Er volgen nog enkele reizen, nooit zul je de Kaap weer ronden. Je kunt niet weten dat je lot een zeemansgraf is, wanneer in 1500 je schip vergaat nabij de Stormkaap.