illustratie Floor von Dulmen Krumpelmann bij tekst Charley Blomjous voor Tijdschrift Ei

‘Hoe ik het schoolgebouw ben binnengedrongen? Nou meneer de directeur, ik ben uitgenodigd door een van uw werknemers, op die netwerkbijeenkomst twee weken terug. Weet u nog, om die studenten van u kennis te laten maken met vakspecialisten. Docent marketing, aardige gast. Ik drukte mijn kaartje in zijn hand en hij was onder de indruk. Hier, krijgt u er ook een. Zoals u leest ben ik Simon Duijst, vleeskunstenaar en entrepreneur avant la lettre. Zou ik een glaasje water mogen? Mijn handen trillen nog, ik word niet elke dag door beveiligers tegen de grond gewerkt. Merci.
Waar ben ik gebleven? Een vakspecialist, zo moet je mij zien. Mijn geheim is dat ik van mijn passie mijn werk heb gemaakt. Die passie van mij laat zich als het ware omschrijven als “creëren”. Augustus 2011, ik weet het nog precies: ik trok me terug in mijn werkkamer en ging aan mijn tekentafel zitten – een antieke, uit Lille laten overvliegen. Met houtskool zette ik ferme streken op het papier, ik gaf me over aan mijn impulsen en ineens was hij daar: de vleespop. Binnen no time wist ik de schets om te zetten in een product. U bent vast al bekend met het concept: een hamburger als hoofd, karbonade voor de schouders, een ribstuk als romp en braadworsten als armen en benen. Er kan naar hartenlust worden gevarieerd, de vleesvoorkeur van de cliënt is het uitgangspunt. Mensen zijn gek op mijn creaties, vooral de sara- en abrahampoppen zijn populair. Moment, ik pak even een Rennie uit mijn koffertje, ik voel maagzuur opkomen. Dat is beter.
Spreken voor grote groepen ben ik gewend, ik doe elke week wel een seminar en doe net zo vaak zakenborrels aan. Lucratieve business, hoor. Mensen betalen grof geld om erachter te komen hoe ik furore maak in de vleeswereld. Even tussen jou en mij, het komt me goed uit. Anderen zien er gelegenheid in met mijn ideeën aan de haal te gaan, slagers bootsen mijn poppen na. Ik kan me niet meer terugtrekken in mijn werkkamer om nieuwe geesteskindjes te baren – daar staan nu een commode en een box.
Gisteravond kreeg ik een sms’je van uw werknemer. Of ik zijn college van morgen kon overnemen. Hij zou zorgen dat de apparatuur klaarstond. Hoewel ik al drie nachten niet had geslapen, kon ik deze kans niet laten schieten. Ik begon meteen met het voorbereiden van de presentatie. Mensen zijn visuele dieren, dus ik voorzag elke dia van een foto van één van mijn producten. Simon junior krijste de oren van mijn kop, ik kon hem wel achter het behang plakken. Om vier uur ging ik naar bed. Ja, ik zal u nu vertellen wat mij van streek maakte.
Vanochtend hees ik me in mijn netste pak en veterschoenen – met de juiste kleding creëer je een natuurlijk overwicht – en ik stapte de auto in voor een rit van twee uur. Tijd voor koffie had ik niet meer, jammer genoeg. Voor een zaal infantiele studenten staan vergt inspanning. Toen ik het lokaal binnenkwam rook ik het meteen. Dit waren geen ondernemers, maar onverschillige kutpubers pur sang. Het zooitje zat onderuitgezakt op die bankjes, hun hoofden enkel gericht op hun mobieltjes. Een generatie die het niet gewend is om de handen uit de mouwen te steken, alleen maar bezig met zichzelf. Ik benaderde ze uiterst vriendelijk hoor. Ik begon mijn praatje met “Lieve mensen” en keek met een glimlach de zaal rond. Twee giechelende meisjes keken mijn richting op en vervolgden hun gesprek. Een bleke jongen twee bankjes verder gaapte. Ik tikte tegen de microfoon en schraapte mijn keel. “Lieve mensen,” zei ik harder. Nog steeds klonk er geroezemoes. “Lieve mensen, en nu allemaal jullie koppen dicht!”
Het was stil en ik begon mijn presentatie. Af en toe hoorde ik gegiechel. Toen ik halverwege was, viel de diaprojector uit. Ik gaf de studenten toen maar de kans om vragen te stellen. Geen één hand omhoog. Mijn oog viel op een blonde jongen vooraan, hij droeg een donkerblauw pak en een breed gouden horloge. Wie weet had hij wel potentie. “Jij daar, heb jij een vraag?”
Hij wilde wel weten hoelang ik nog van plan was de boel op te houden. Och, het zou best kunnen dat ik dat joch voor klootzak heb uitgemaakt. Kan gebeuren, we zijn allemaal mensen. Dat ik hem bij zijn keel greep en hem een blauw oog sloeg, daar klopt alleen niets van. Ik werp even een blik op mijn Rolex. Is het al zo laat? Het principe “tijd is geld” gaat vast ook op in uw vakgebied, meneer de directeur. Dus als u slim bent laat u mij gewoon gaan. En weet u, dan laat ik de exclusieve Hawaïpop bij uw thuisbezorgen. Voor nop.’

illustratie Floor von Dulmen Krumpelmann bij tekst Charley Blomjous voor Tijdschrift Ei