Wil je dit verhaal liever beluisteren? Luister dan hier naar de allereerste aflevering van Tijdschrift Ei de Podcast waarin De duif in McDonald’s van auteur Michaël Van Remoortere wordt voorgelezen door onze beeldredacteur Cleo Berenbroek.
De duif in McDonald’s
voor Lies, die mijn leven licht geeft
S
oms komen metaforen met een klap tegen het raam je leven in gevlogen. Een duif was erin geslaagd door de automatische schuifdeur van het McCafé aan Václavské Náměstí recht tegenover het Nationaal Museum binnen te wippen en begreep niet dat diezelfde deur ook weer toegang tot haar vrijheid zou geven. Het was zes uur en ik was vooralsnog de enige klant op wat een prachtige zondagochtend beloofde te worden. Doodsbang voor vogels als ik ben, probeerde ik me roerloos te houden, in de hoop de aandacht van de rondfladderende bundel veren niet op mij te richten. Een medewerkster bracht redding door doodgemoedereerd op het paniekerige beest af te lopen, het bij de vleugels te vatten en haast teder de deur uit te kegelen. In de notities die ik op servetjes nam, en die hier nu uitgewerkt worden, noteerde ik dat ik in mijn reddende engel een butch lesbienne vermoedde. Waar zouden wij zonder hen zijn?
(Dit is een verhaal dat ik al lang wil vertellen, maar dat steeds door het heden werd ingehaald.)
Wat deed ik daar op dat onchristelijke uur aan een formicatafel in wat nauwelijks een koffiezaak genoemd kon worden? Google Maps had uitgewezen dat dit de enige zaak was die reeds open bleek op weg naar mijn verblijfplaats aan Karlovo Náměstíen en ik was nog te opgewonden om naar huis te gaan. Zoals de meeste van deze verhalen begon dit alles de avond voordien. Het ging al weken niet al te best met mij, iets wat zich vooral liet merken doordat ik er iedereen van probeerde te overtuigen dat het net ‘heel goed’ met me ging. Deze bewuste avond kwam ik eindelijk tot de vaststelling dat de enige mogelijke remedie voor mijn onrust het catfishen van mijn ex zou zijn. ‘Neen, echt, het ging heel goed met mij.’
Ik gebruikte foto’s van iemand met wie ik in België een tijdje vruchteloos uitgegaan was. Hij leek enigszins op mij, iets wat vaker gebeurt dan ik hier bereid ben toe te geven. Ervan uitgaande dat mijn ex, die ooit toch echt wel in mij geïnteresseerd was, ook wel door deze jongeman gecharmeerd zou worden, maakte ik een profiel aan en stuurde hem een bericht. Twee uur wanhopig ijsberen later, verwijderde ik het hele profiel in de hoop dat de bewijsstukken van mijn wanhoop voor altijd in de virtuele dieptes zouden verdwijnen. Via de locatiescanner van de datingapp was ik er echter achtergekomen waar mijn ex uithing en het was niet meer dan logisch dat ik hem daar zou opzoeken. Zodoende trok ik mijn mooiste hemdje aan en huppelde richting een club aan de andere kant van de stad.
Eenmaal daar aangekomen kostte het me drie rondjes doorheen het hele complex, lege darkroom incluis, om er zeker van te zijn dat hij er niet was. Tot mijn verbazing was ik opgelucht. Het was, in vergelijking met de vorige keer dat ik hier was, niet zo druk, en toch liep het er vol met mensen die ik de afgelopen weken in andere nachtelijke contexten had ontmoet. Ik had me opgelaten moeten voelen, maar leek daarentegen bevrijd van iets wat al die tijd op mijn schouders gedrukt had. Op de dansvloer was er genoeg ruimte om met de mij kenmerkende, onhandige bewegingen te dansen zonder de knappe, Spaanse man naast me het glas uit de handen te slaan. Tot een andere man, begin dertig, die zich later als Wit-Rus en museumcurator zou voorstellen, steeds dichter bij me kwam staan dansen en ik zijn pogingen tegen me aan te rijden onmogelijk nog kon negeren. Ik verliet de dansvloer en hij volgde; hij was knap op die donkere manier die een zigeunerafkomst deed vermoeden.
Bij de bar wilde hij me drank aanbieden. Ik, toen niet minder dan nu blut, aanvaardde zijn aanbod maar zei er gedecideerd bij dat ik vanavond niet met hem naar huis zou gaan. Eender welke andere avond had hij geluk kunnen hebben – en ik hoorde me mezelf inderdaad als een prijs omschrijven –, maar niet vanavond, vanavond wilde ik dansen en me niet om iemand anders hoeven te bekommeren. Hij zei dat hij het waardeerde dat ik zo eerlijk was, vroeg mijn nummer. Zonder hem te vertellen welke landscode hij diende te gebruiken, gaf ik het hem. Ik voelde een hand op mijn schouder en terwijl ik me omdraaide, wist ik, compleet onthutst, dat het mijn ex was. Ik kwam amper uit mijn woorden, was blij, verrast hem te zien. Hij keek naar me met die lach waarvoor ik steden in brand wilde steken, zei me dat ik er goed uitzag, liep door.
De rest van de avond verloor ik hem geen seconde uit het oog. Waar ik me ook maar tussen de grijpgrage handen door probeerde te wringen, steeds was ik me bewust van mijn positie ten opzichte van hem, beeldde ik me in ook zijn blik te voelen. Ik werd op een uitgelaten manier dronken, moest steeds meer handen van mij af slaan. Er moest iets van mij uitgaan, een soort aura, want dit gebeurde meestal niet, maar meestal stond ik ook niet in het midden van de dansvloer. Mijn hemd had zich aan mijn bezwete lijf vastgezogen. Toen klonk er een stem, het soort stem dat je naar het einde van de nacht weet te begeleiden. Zij vertelde me mijn verhaal; ‘hoe bang ik eerst was, denkende nooit meer te kunnen leven zonder hem aan mijn zijde, tot ik erachter kwam dat ik het zou overleven, ja, zolang ik nog zou weten lief te hebben, zou ik het overleven.’ (De Pussycat Dolls zijn waarlijk de Simone De Beauvoir van mijn generatie.) Ik kende niemand in deze stad in het midden van Europa, maar vannacht behoorde zij mij toe. De zon zou over mijn triomfantelijke gelaat opkomen.
De dansvloer was bijna volledig weer leeggestroomd en aangezien de Wit-Rus mijn eerlijkheid niet in die mate bleek te waarderen dat hij niet alsnog probeerde mij mee naar huis te krijgen, liep ik, toen hij naar het toilet was, wankelend de frisse, laataprilse ochtendlucht in. Mijn ex was misschien al uren geleden naar huis gegaan, ik was hem uit het oog verloren, het deed er niet meer toe. Toen ik langs de in het zonlicht blakende gevels liep, nam ik een Instagrambericht op, een lange, verwarde monoloog over hoe ik net van een club kwam en alleen naar huis ging omdat ik niemand nodig had, omdat ik mezelf had, omdat ik jullie had. Van nu af aan moest iedereen mij maar met rust laten, behalve die ene knappe, Spaanse man, hij wist zelf wel wie ik bedoelde. Ik moest lachen om mijn eigen aanstellerigheid, maar ik ervoer het soort vreugde dat het niet verdraagt ongedeeld te blijven.
Op Google Maps zocht ik een plek om koffie te gaan drinken. In de namiddag zouden twee vrienden, uit wat ik eens als mijn thuisstad beschouwd had, aankomen. Gaan slapen leek geen optie meer. Ik zou hen de stad willen laten zien, schreef op een servet in het hamburgerrestaurant een provisorische dagplanning op. Ergens tussen het moment dat de duif door de medewerkster door de deur geworpen werd en ik langs diezelfde deur de aftocht naar huis zou inzetten, zou ik een bericht krijgen van de knappe, Spaanse man met de vraag of ik het over hem had.
Drie dagen later zat ik tegenover hem aan tafel. Hij was klein, maar groter dan de meeste latino’s. Gespierd op die manier waarbij hij iets tengers bleef behouden. Na onze eerste date had ik het opgegeven voor te stellen nog voor iets te betalen. Hij vertelde me dat hij een space engineer was en het is me nooit duidelijk geworden wat dit nu net inhield, maar hij verdiende er duidelijk een klein fortuin mee. Toen hij me uitnodigde mee te gaan naar het appartement dat hij nog steeds in zijn geboorteland aanhield, wist ik dat het hele weekend mij geen cent zou kosten. Ik denk niet dat een van ons beiden ooit gevoelens voor de ander gekoesterd heeft. Voor zover ik later iets op hem aan te merken zou hebben, is het dat onze gesprekken zich veelal beperkten tot een basaal niveau. We hadden het soort verstandshouding waarin we elkaar gebruikten voor doeleinden die we elkaar niet kenbaar hoefden te maken.
Barcelona was een verademing na de stad waarin elke straathoek mij aan mijn ex deed denken. De ochtenden bracht ik alleen door. Wanneer hij zijn roes nog aan het uitslapen was, bezocht ik de musea van Picasso en Joan Miró, Park Güell, de Sagrada Familia, al die bezienswaardigheden die hij ongetwijfeld reeds honderden keren met mijn voorgangers bezocht had. In de namiddagen gingen we naar het strand. Terwijl hij de golven op een surfplank bedwong, las ik Salters A Sport and a Pastime. (Het exemplaar ligt hier naast me; vlekken van zonnebrandolie en zandkorrels tussen de bladzijden.) ’s Avonds dineerden we met zijn vrienden. Mannen van eendere leeftijd die ik moeilijk uit elkaar wist te houden. Terwijl zij in luid Spaans discussieerden, dronk ik mezelf stilzwijgend licht.
Nachten vol champagne en drugs. Wanneer ik er nu over nadenk, klinkt het als een cliché, maar voor mij was het de eerste keer in dit soort gezelschap. Een inwijding die tot niet veel zou leiden. Strandfeesten waar iedereen zijn bovenkleding uittrok. Toeristen van over de hele wereld, die niet op hun terugvlucht zouden stappen voor ze genoeg mensen naar hun Airbnb’s hadden meegetroond. Zelfs een pornoster die ik pas herkende toen hij me werd aangewezen. Ideeëloos hedonisme. De nachtlucht koel op mijn verbrande huid. Hoofdpijn van zoveel zon en alcohol. We zouden pas bij dageraad naar huis gaan. Tot dan diende ik het vol te houden.
Dan toch in bed vallen. Lakens die witter lijken omdat ik bruiner ben. Hij was een ervaren minnaar maar nogal braaf. Ik vroeg hem bruter te zijn. Hij voldeed met tegenzin. Herviel toch altijd weer in zijn vertrouwde ritme. Ik maakte voor hem een uitzondering die mij weinig opleverde, maar wanneer hij boven me uittorende leek het alsof hij de wereld op die brede schouders van hem torste. Hij was onmiskenbaar een van de knapste mannen met wie ik en met mij de meeste mensen ooit het bed zouden delen. We zouden de volgende dag weer vertrekken en dus wilde ik hem bedanken, deed alsof ik dit nog nooit had meegemaakt. Hij deed alsof hij dat geloofde. Vanuit het bed kon ik hem zien douchen en verbaasde ik me erover hoe veel opwindender het was naar hem te kijken dan hem aan te moeten raken. Nog voor hij zich zou afdrogen, veinsde ik te slapen.
Laatste ochtend aan het ontbijt. Croissants en sterke koffie. Beiden kregelig omwille van de katers die zich de afgelopen dagen hadden opgehoopt. Ik negeerde de meeste van zijn opmerkingen, af en toe slechts instemmend grommend. Wilde ik nog iets doen vandaag? Onze vlucht zou ’s avonds pas vertrekken. Ik wilde alleen zijn, maar dat kon ik niet zeggen, hij had onze tickets. We konden naar het strand gaan? Mijn huid had rust nodig, zou niet veel meer zon aankunnen. Wilde ik fietsen? Ik wilde niet fietsen. Misnoegd gaf hij zijn pogingen op en keek naar zijn telefoon terwijl ik de laatste hoofdstukken van Salter las. Vier dagen is de tijdspanne waartoe mijn sociale capaciteiten zich beperken.
‘Ken je deze man?’ Hij toonde me de profielfoto van mijn ex. Ik was onaangenaam verrast. Hij was geen seconde helemaal uit mijn gedachten verdwenen en nu voelde ik mij betrapt. Ik vertelde hem vaagweg dat we ooit een aantal keer op date geweest waren, meer niet. ‘Hij waarschuwt me voor je, zegt dat je mentale problemen hebt.’ Blijkbaar had mijn reisgenoot die nacht een foto van ons op het internet gezet. Die foto zal daar nu nog steeds ergens rondzweven, als een hardnekkig remspoor van iets wat vermeden had moeten worden. Zelf heb ik haar nooit gezien. Ik vroeg hem wat hij wilde dat ik daarop zei? Hij haalde zijn schouders op. ‘Die kerel zal wel jaloers zijn, hij loopt al jaren achter mij aan.’
Ik wou dat ik kon zeggen dat dit niet de manier was waarop ik over mijn ex geraakte. Liever had ik een verhaal verteld van innerlijke groei en het loslaten van moeilijke gebeurtenissen, maar zo ging het simpelweg niet. Mijn blik op hem veranderde door het feit dat ik wel en hij niet in Barcelona zat. Het gevoel weer in de pikorde van seksuele begeerte op te klimmen. Het klinkt goedkoop, maar het is nu eenmaal zo. Enkele weken later zou ik mijn ex weer tegenkomen en me niet meer kunnen inbeelden wat ik ooit in hem gezien had. Zodat ik wist dat wat ooit geweest was, definitief voorbij is.
Ik zou de Spaanse man nog enkele weken regelmatig zien, maar het doeleinde waarvoor ik hem nodig had gehad, was bereikt. Het kan niet dat hij dit niet geweten heeft. Ik zou algauw uit de stad verhuizen en hem nadien nog enkele keren ontmoeten in een hotel in Brussel. Geen flauw idee wat een space engineer met de EU te maken heeft. Het zouden gezellige avonden en aangename nachten zijn, maar wanneer ik naar zijn slapende gezicht kijk, zou ik niets voelen. Wat ik vooral aan hem waardeerde was hoe hij me, in tegenstelling tot de anderen, geld wist toe te stoppen zonder me het gevoel te geven een hoer te zijn. Ik bedankte hem, niet alleen voor het geld, ook voor wat hij toen in Barcelona onwetende voor mij had gedaan toen hij me bij mijn vleugels had genomen en haast teder de uitgang had uitgedragen.