Emoties waren een taal die Casper nooit had leren spreken. Hij stotterde altijd als hij gevoelens onder woorden wilde brengen. Genoeg woorden voor verdriet had hij niet. Zeker niet genoeg voor een gesprek, niet eens voldoende om te kunnen zeggen: ‘Hoi, ik ben Casper. Comment tu t’appelle?’ Voor Casper bestond er soms geen grammatica voor zijn emoties.
Zoals iedereen met vreemde talen doet, vermeed hij gesprekken tot ze écht nodig waren.
Dan begon een vriendin te vragen naar zijn jeugd en stamelde hij net zo lang tot een nieuw onderwerp zich voordeed. Zwemles bijvoorbeeld. Dat is echt zo’n onderwerp waar je lang over kunt praten zonder dat mensen merken dat je iets vermijdt. Als je goed je best doet kun je er zo een relatie van drie jaar mee onderhouden. Of zelfs meerdere relaties van meerdere jaren.
Een taal leren is, voor fanatiekelingen daargelaten, niet een geweldig leuke bezigheid, maar je moet standvastig doorzetten als je iets graag wilt. Een taal leer je niet zomaar. Dat kost maanden. Jaren in veel gevallen. Zeker met de taal van de emoties. Keihard doorleren. Klanken, woorden, zinnetjes. Soms zoek je online de betekenis op van woorden als zielsverwant, verbintenis en vertrouwen. Dat helpt je verder.
In ieder gesprek leer je een kleine hap nieuwe klanken. Je leert dat je sommige letters vanuit je keel uitspreekt, terwijl ze nu uit je maag moeten komen.
Casper oefent daarom zijn nieuwe woordjes hardop. Soms stopt hij ijsklontjes in zijn mond, omdat het door de verdoving voelt alsof iemand anders praat over verlatingsangst. Soms kijkt hij dramafilms en dan praat hij verliefde hoofdpersonen na.
Een taal leer je voor de mensen met wie je die kunt spreken.
Casper is verliefd. Dat had je kunnen weten: een taal leer je voor de mensen met wie je die kunt spreken. Niemand leert Frans om voor zichzelf Jacques Brel te kunnen zingen. Niemand leert over emoties praten om zijn eigen jeugd eindeloos te herhalen. Taal is interactie. Interactie is oefenen.
Casper en het meisje ontmoeten elkaar op een dinsdag, in de hoek van een huisfeest. Het is al zo laat/vroeg dat de emoties, naast de drugs, op tafel liggen. Bij huisfeesten verspreidt dat zich als een griep – zodra iemand over zijn overleden vader begint, is praktisch het hele feest emotioneel. Dan gaat er 100% niet meer gedanst worden. Je kunt dan het beste naar huis gaan, maar Casper is zo’n jongen die juist dán nog graag blijft. Hij ziet de open gesprekken als een soort bijlesuurtje. Hij blijft tot het echte einde. Lang genoeg voor het meisje in het raamkozijn om hem aan te spreken.
Gaya (zo heet ze) vraagt: ‘Waar ben je bang voor?’
Hij noemt spinnen met van die dikke lijven en ze vindt dat niet genoeg. Hij noemt de dood en ze vindt dat niet genoeg. Hij noemt zijn ouders en stopt halverwege zijn zin. Dat is eng genoeg. ‘Vertel eens iets over je ouders dan?’ Dan begint Casper:‘Ik zag ooit hoe mijn moeder een mes in mijn vaders hoofd ramde.’ Hij wijst op haar schedel aan waar het mes ongeveer binnen was gedrongen. ‘Het voelde vast koud,’ antwoordt ze. – ‘Emotioneel bedoel je?’ ‘Nee, dat mes zelf, in zijn hoofd.’
Het gesprek vloeit over in een discussie over opvoeding. Over hoe je op je ouders gaat lijken zonder dat te willen. Hoe daar woorden voor zijn in het Frans. Daarna over zwemles.
Het duurt ongeveer zes maanden om een nieuwe taal te leren als je begint met de driehonderd meest voorkomende woorden. Bij emoties zijn dat woorden als vertrouwen, sorry, spijt en moeder.
Het duurt ongeveer twee maanden totdat Gaya en Casper op een officiële date gaan. Ze hebben lange gesprekken. Ze gebruiken woorden als jeugd, fouten en bindingsangst en krijgen het soort relatie waar je over droomt als je single bent. Ze wisselen shirts en truien uit. Hij draagt haar vest, zij draagt zijn sokken. Ze zijn een verkleedpartij voor volwassenen. Zelfs hun fietsen knuffelen elkaar, tegen de muur van zijn huis. Lieve woorden vliegen heen en weer. Zij zegt: ‘Jouw voeten zijn zo zacht, het zijn net handen.’ Hij zegt: ‘Ook al heb ik geen geld, ik zal je nooit verkopen.’ Zo’n eenvoudige probleemloze relatie is leuk, maar niet houdbaar. Zoiets scheurt langs de randjes. Tot het breekt.
Ze zijn een verkleedpartij voor volwassenen.
Het eerste bord brak het mooiste. Het stuiterde eerst op de grond en brak pas bij de tweede landing. Als een mislukte porseleinen skippybal. Het tweede bord ging meteen stuk.
Gaya riep tijdens het gooien: ‘Ik wil niks kapot maken! Ik wil niks kapot maken! Ik wil niks kapot maken!’ en dat is de waarheid. Ze wil echt niks kapot maken. Maar ze is boos. Hij moet haar iets echts durven te laten zien. Dat is haar eis. Ze is klaar met dit veilige afstandelijke houden van elkaar. Hij toont zijn handen en vezels in deze relatie; zij wil het bloed en de zenuwen ervan zien. Ze pikt geen vriendje dat zo weinig van zichzelf blootgeeft. Sommige meisjes komen nou eenmaal alleen klaar als er vuur is – sommige meisjes willen zoenen tot ze je bloed proeven. En daarom gooit ze nu borden. Ook al wil ze dat niet. Voor Gaya is borden gooien een reflex. Zoals wanneer je een vallend mes probeert te vangen. Dat is haar taal voor emoties – zoals Eskimo’s honderdvijftig woorden voor sneeuw hebben.
Een relationele ruzie duurt gemiddeld anderhalve dag. Casper loopt weg uit deze ruzie. Hij gebruikt geen grammatica, maar benen om dit gesprek op te lossen. De woorden in zijn maag komen er niet uit. Hij slaapt die avond op de bank bij een jeugdvriend. Ze kijken een film met oorlog en vogels. Ze praten niet over zijn relationele crisis.
Het uitpraten van een ruzie duurt ongeveer vierendertig minuten, als je het snel doet. Dat is even lang als les 24 uit het basisboek Franse grammatica. Casper pakt het ditmaal anders aan en gebruikt woorden als lastig, zelfredzaamheid en sorry.
Hij kotst het uit, letter voor letter. Hij vertelt hoe hij zich voelt. Stukjes bloed en gevoelens vallen in zijn hand terwijl hij ze uithoest. Hij spuugt alles uit voor een meisje dat hij de moeite waard acht. Vervolgens kijken ze elkaar aan. Gaya slikt en houdt haar lippen gesloten. Hij vraagt zich af of ze iets gaat zeggen, maar ze begint te snikken. Snikken wordt huilen en huilen wordt een lawine van tranen.
Opeens staat er een kleine berg verdriet voor hem. Alsof ze, nu zij het achterste van zijn tong heeft gezien, alleen nog uit zout en water bestaat. Zo had hij dit niet bedoeld. Voor heel even, een kleine seconde, wenst hij dat hij alle zinnen weer in kon slikken. Hij voelt opnieuw losse woorden in zijn maag zitten, maar dat kan ook buikpijn zijn.
