‘Ik heb jeuk,’ zegt Evi. Ze duwt de deken van zich af en gaat rechtop op de matras zitten. We hebben er twee tegen elkaar geschoven op de vloer van mijn slaapkamer gelegd, tussen mijn bed en het bureau. Er is bijna geen ruimte meer om te lopen. ‘Wil je kriebelen?’ Evi draait haar rug naar me toe en trekt haar shirt omhoog. ‘Het zit zo net tussen mijn schouderbladen. Daar.’
Ik wil eerst blijven liggen, maar als ik er met uitgestrekte arm nog steeds niet bij kan kom ik toch overeind. Ik wrijf in mijn handen om ze op te warmen. Mijn vingers voelen ruw aan, op sommige plekken zitten wondjes van losgetrokken velletjes. Evi’s huid is klam en ruikt naar bodylotion. Ze krijgt kippenvel als ik haar vastpak en spant in een reflex haar spieren aan. Ik laat mijn vingers als harkjes over de bultjes gaan, van boven naar beneden. Het lijkt wel of er steeds meer bij komen.
‘Hier?’
‘Ja,’ zegt Evi. ‘Daar.’
Ze maakt haar rug hol en kreunt ingehouden. Ik probeer niet de hele tijd dezelfde beweging te maken, maar steeds een nog onbehandeld, bloot stukje rug te vinden. Pas als ik pijn in mijn arm begin te krijgen zegt ze dat ik mag stoppen.
‘Zal ik jou nu doen?’
Ze draait zich om en kijkt me vragend aan. Ik denk aan alle keren dat ik mijn moeder heb gevraagd of ze wilde kriebelen, net zoals ze vroeger weleens deed als ik op mijn buik op de bank televisiekeek. Nu antwoordt ze altijd: ‘Misschien straks, over een uurtje. Ik ben heel even bezig.’
Evi trekt haar wenkbrauw op.
‘Nou? Ga je dat shirt nog omhoog doen of wil je hem liever aanhouden?’
Ik schud mijn hoofd. Evi helpt me mijn topje over mijn hoofd te trekken en zegt dat ik moet gaan liggen met mijn gezicht op het kussen. Ze komt zonder aankondiging bovenop me zitten, elk been aan een kant alsof mijn billen een paardrijzadel zijn.
Het verbaast me hoe licht Evi is. Afgezien van de warmte van haar benen merk ik haast niet dat ze op me zit, behalve als ze zachtjes heen en weer beweegt. Ze haalt een paar keer diep adem.
‘Voel je dit?’ vraagt ze.
Ik wil ‘nee’ zeggen, maar nog voor ik mijn hoofd heb opgetild begint het op twee plekken te gloeien op mijn rug. Het wordt langzaam warmer. Evi raakt me niet aan, maar ik kan voelen hoe ze haar handen vlak boven me houdt. Ze maakt trage draaibewegingen, eerst klein, dan steeds groter, verder naar beneden.
‘Je moet je ogen dichthouden,’ zegt ze. ‘Ken je dat spelletje waarbij je je voorstelt dat je op een strand ligt, ergens op een tropisch eiland? Daar ben je nu. Het is er warm en zonnig, maar zo meteen gaat het regenen.’
Terwijl ze dat zegt begint ze met haar vingertoppen zachtjes op mijn onderrug te trommelen. Het lijkt net of ik allemaal kleine stroomschokjes krijg, zoals het soms ook voelt als het waait en miezert tegelijk.
‘Het weer is aan het omslaan,’ gaat Evi verder. ‘Het gaat stormen, maar je hebt geen tijd om weg te komen en je kunt nergens schuilen. Dus je blijft op het strand liggen. Verder is er niemand.’
Evi bouwt het geleidelijk op. Ze begint steeds sneller te tikken, de regen wordt harder, wilder en er vallen dikkere druppels. Ik voel niet langer alleen haar vingertoppen, maar haar hele handpalm. Met grote halen wrijft ze over mijn huid.
Op het hoogtepunt hoor ik haar binnensmondse nepboeren maken die het gerommel van onweer moeten voorstellen. Daarna zakt alles langzaam weg.
‘Gelukkig komt er na de regen zonneschijn,’ zegt Evi. ‘Voel je het al?’
Net als voor de bui begint het te gloeien alsof ik onder een terrasverwarmer lig. Evi’s handen zijn een beetje zweterig geworden. Ze laat ze rusten in de kuil van mijn onderrug en ademt diep uit, alsof het verhaal al is afgelopen maar ze nog zin heeft om door te gaan. Ik blijf liggen met mijn ogen dicht. Ik hoor Evi inademen door haar neus en uitademen door haar mond. Na een tijdje komt ze naast me op de matras liggen.
‘Nog niet opendoen,’ zegt ze.
Ze helpt me zonder te kijken om te draaien zodat ik met mijn buik naar het plafond lig. Ze gebruikt maar één vinger dit keer, die ze helemaal bovenaan onder mijn kin legt en vanaf daar over mijn huid naar beneden laat glijden. Het kietelt een beetje en tegelijkertijd gaat er een rilling door me heen. Evi stopt pas als ze bij de rand van mijn pyjamabroek is. Ik blijf zo stil mogelijk liggen, alsof ik daarmee het teken geef dat ze door mag gaan. Terwijl ze dat doet zegt ze niets meer. Ze trekt het strikje van mijn broek los, wurmt haar vingers onder het elastiek door en wrijft over de stof van mijn slipje. Haar hand raakt alleen de buitenkant, maar toch voelt het hetzelfde als wanneer ik met een wattenstaafje achtjes in mijn oor maak.
Op het moment dat Evi wil terugtrekken pak ik haar arm beet.
‘Au,’ zegt ze.
‘Wat is er?’
Evi kijkt naar de wegtrekkende afdruk die als een armband om haar pols zit. Ze komt half overeind en ondersteunt zichzelf met haar elleboog. Haar arm houdt ze vlak voor haar gezicht. ‘Je kneep me,’ zegt ze.
Als ze weer gaat liggen trekt ze de dekens met zich mee. Ze zoekt naar haar hemdje, dat ze terugvindt ergens halverwege de spleet tussen onze matrassen. De kussens waar we met ons hoofd op lagen zijn op de grond gevallen. Ik voel mijn eigen topje opgerold bij mijn voeteneind liggen.