Nadine kijkt naar haar kaarten zonder er een patroon in te ontdekken. Ze heeft geen talent voor denksporten en gezelschapsspellen. En ook niet voor op de grond zitten, wat ze nu al bijna de hele dag doet. Ze krijgt er last van in haar rug en slapende ledematen. Bovendien voelt ze zich dik wanneer ze het doet en ze is niet dik. Maar zittend op de grond zit haar lijf haar in de weg. En dat het nu voelt alsof elke centimeter huid is ingesmeerd met een mengsel van sambal en alcohol helpt niet mee.
Ze kijkt op haar telefoon en dan naar de campingweg. Het stoffige terrein is uitgestorven. Wie bij deze temperatuur niet in het zwembad of de zee ligt, moet wel bij een begrafenis zitten of zelf begraven worden of iets anders onvermijdelijks te doen hebben.
Nadine heeft alle mogelijke houdingen al aangenomen op de retro dekbedhoes die als picknickkleed dient. Om het uur smeert ze zich van boven tot onder in met aftersun, maar ze klaagt niet, al de hele dag niet, ze probeert zich te concentreren op de vraag of ze eindelijk een flush in haar handen heeft.
Bas wordt niet ongeduldig. Hij kijkt naar zijn eigen kaarten, plukt soms aan zijn nieuwe, iets te strakke zwembroek of drinkt een slokje water uit een bidon. Het is lief van Bas dat hij haar twintigste verjaardag kaartend met haar doorbrengt in de schaduw, ze weet het, en ze zegt daarom niets onaardigs over zijn zwembroek.
Als het kon, was ze vandaag gewoon weer gaan zonnen. Maar in deze toestand is uit de schaduw van de pijnbomen vandaan komen om wat voor reden dan ook meer iets voor iemand die een carrière als fakir ambieert.
Boven de weg die naar het strand en de receptie leidt, hangt de hete lucht, volgens Bas gevangen onder koudere lucht. Lena, Sanne en Maurits zijn weer vertrokken met hun badhanddoeken. Ze zijn alleen even bij de tenten komen lunchen. Vanavond gaan ze met zijn allen een pizza eten voor haar verjaardag. Nadine moet zich inhouden om niet steeds naar die trilling boven de weg te kijken; er gaat een slaaptrein naar Livorno. Zo duur is het niet. Het kan best.
Slechts heel af en toe verschijnt er iemand op het asfalt. Op dat moment, als er iemand verschijnt, kan het iedereen zijn. Door de trillende lucht vermengen de kleuren van de kleding en de badhanddoeken zich. Dan is er heel even die bijtende hoop die haar benauwd maakt. Nadine legt haar kaarten neer.
‘Wat is dat?’
‘Een flush?’
‘Er zit een klaver tussen.’
‘O ja.’
Ze pakt de kaarten weer op. ‘Ik pas.’
Bas staat op. ‘Ik moet even naar de wc. Zal ik een blikje cola voor je halen?’
Ze knikt. Hij schuift zijn voeten in zijn slippers, haalt een briefje uit zijn portemonnee en pakt de rol wc-papier. ‘Ze zullen er zo wel genoeg van hebben.’ zegt hij.
Nadine kijkt op haar telefoon. Niets. De zomer is geen goede tijd om jarig te zijn. Vijf sms’jes tot nu toe. Al twintig jaar die lieve Nadine, hoera! schreef haar moeder. Ze pakt de fles aftersun. Het is alsof ze haar bikini nog aan heeft, als een omgekeerd brandmerk.
In de zomer moest ze van haar ouders altijd een zonnehoedje op en een lange broek aan tijdens wandelingen. Maar nu ging ze een keer bruin worden, dat had ze zich voorgenomen. Na een paar uur had ze het al erg heet gekregen. Om af te koelen liep ze lange stukken langs de branding zodat ze het beetje wind dat er was tenminste voelde. Dat was misschien niet de beste tactiek geweest. Gisteravond werden er grappen gemaakt over haar nieuwe oogschaduw. Overal was ze rood, alleen haar oogleden waren nog helemaal wit.
Nu loopt er iemand op het asfalt. Met een tas? Een koffer? Vast niet. Als ze zich voorover buigt om haar benen in te smeren, trekt het vel op haar rug pijnlijk strak. Als ze weer opkijkt slentert er een Italiaanse moeder met een kleuter op de campingweg.
Ze denkt Bas alweer te zien terugkomen wanneer haar telefoon gaat. Meteen pakt ze het ding op en loopt bij de tenten vandaan, tussen de bomen door naar het hek dat om de camping staat. Als ze opneemt, heeft ze niet genoeg adem om iets te zeggen.
‘Hallo? Nadine?’
Nadine veegt een paar tranen van haar gezicht. ‘Hoi.’
‘Hoi knappie, gefeliciteerd.’
‘Dank je wel.’
‘Is het leuk?’
‘Ik ben erg verbrand.’
‘Dat zat er wel in.’
‘Ja. Nou ja.’
‘Heb je iets moois gekregen?’
‘Nog niet.’
‘Hoor je me?’
‘Ja, jij mij niet?’
‘O ja, nu wel. Hoe gaat het me je?’
‘Ja goed.’
Ze is stil. Aan de andere kant van de lijn blijft het ook stil.
‘Goed. Met mij ook.’
‘Goed.’
‘Wel gek, maar goed.’
‘Ben je thuis?’
‘Wat zeg je?’
Nadine trekt een paar naalden van een boomtak af. Ze prikt er een paar keer zachtjes mee in haar arm. Maakt kleine witte puntjes in haar huid die snel wegtrekken.
‘Ik dacht dat je misschien wel hier naartoe zou komen. Vandaag.’
‘Ja, dat dacht ik ook. Ik dacht er ook aan.’
‘Ja?’
‘Ja.’
De ruimte tussen de spijlen van het hek is precies zo breed als de palm van haar hand.
‘Gaan jullie vanavond uit eten?’
‘Ja.’
‘Dat is leuk.’
‘Een pizza.’
‘Ik zie je als je terug bent?’
‘Ja,’ zegt ze.
Hij schuift zijn voeten in zijn slippers, haalt een briefje uit zijn portemonnee en pakt de rol wc-papier. ‘Ze zullen er zo wel genoeg van hebben.’ zegt hij.
Als ze opgehangen heeft bijt ze in het hoesje van haar telefoon. Ze veegt haar gezicht af en haalt haar neus op. Bij de tenten is het druk. Lena hangt haar handdoek uit, Maurits sluit de boxjes aan, Bas en Sanne liggen boven op elkaar.
‘Nadientje! Waar was je nou. We gaan een pizza eten! Kom op.’ Lena omhelst haar. Overal waar haar huid knel komt te zitten steekt en prikt het.