Ook deze ouderavond borrelde de angst om ontmaskerd te worden weer op toen ze gepantserd met cijferlijsten plaatsnam in de gymzaal, die voor de gelegenheid was omgevormd tot een fleurig dambord van rood-gele schoolstoelen en tafeltjes. De geur in de gymzaal deed denken aan een nieuwe auto met gesloten ramen. Het was druk en het duurde even voordat ze het geluidsniveau wist te verdragen: alsof de gesprekken na een rommelige warming-up allemaal op dezelfde golflengte verder gingen.
Het eerste ouderpaar was nog verlegener dan zijzelf, zodat elk woord in een bad van stilte leek te vallen, maar nadat Lideweij de zelfredzaamheid en het strategisch denkvermogen van hun dochter had geloofd, bloeiden de ouders op en vertelde de moeder over het bazige karakter van hun dochter, dat zich vooral op de manege uitte.
Haar tijdschema was een gatenkaas en dat gaf Lideweij de kans om de andere gesprekken te observeren. Bert zat twee rijen bij haar vandaan en ze zag zijn kale achterhoofd heen-en-weer bewegen terwijl de moeder waar hij mee sprak ernstig knikte en aantekeningen maakte.
Na wat hectisch geloop waren de ouders als geschudde kaarten opgenomen door nieuwe spelers.
‘Steenkamp! Steenkamp!’ hoorde ze haar naam vanuit het midden van de zaal. De derde ronde was begonnen en na wat hectisch geloop waren de ouders als geschudde kaarten opgenomen door nieuwe spelers. Niet ver van haar vandaan stond een lange man in grijs kelnerspak om zich heen te kijken, waarbij hij haar naam staccato bleef herhalen.
Lideweij stond op en leidde de man, in wie ze de vader van Martin uit 1B had herkend, naar haar tafeltje, de terloopse blikken van andere ouders en leraren negerend.
‘Tafel 27?’
Lideweij bevestigde de juiste persoon aan de juiste tafel te zijn, maar kon hem pas overtuigen toen ze vanonder haar cijferlijsten het tafelnummer vandaan had gehaald. De man ging zitten, maar vermeed het haar aan te kijken.
‘Mijn vrouw is een parkeerplaats aan het zoeken,’ zei hij met onverholen irritatie, terwijl hij zijn vingers spreidde en ze een voor een kraakte.
Lideweij glimlachte en vouwde haar handen.
‘Drie euro tachtig per uur.’
‘Ja, het is duur hier in centrum.’
‘Drie euro tachtig per uur,’ zei hij nog eens, waarna hij zijn keel schraapte.
Lideweij keek hem kalm aan en besloot te wachten tot Martins moeder aanschoof.
Martin was haar de eerste les meteen opgevallen. Bij binnenkomst stond hij achter in het lokaal en ging pas zitten toen de les begon. Als een pinguïn waggelde hij met zijn korte beentjes tussen de tafeltjes door en trok irritant veel aandacht bij het omzeilen van de enorme rugtassen op de grond. Hij zat helemaal vooraan en hoewel Lideweij vaag op de hoogte was van zijn aandoening kwam het constante gegrimas en geknipoog beledigend over, alsof hij met zijn twaalf jaar vertederd werd door het gestuntel van zijn lerares.
Toen de les afgelopen was, stommelden de leerlingen zo snel mogelijk het lokaal uit, maar Martin bleef hangen voor de vitrines achterin het lokaal. De doorgebogen planken waren volgestouwd met de stenen die Bert in de veertig jaar dat hij op school werkte, had verzameld. De stenen werden weinig gebruikt sinds mineralogie in 1987 uit het eindexamen was verdwenen, maar Bert kon onvermoeibaar vertellen over de wandeltocht in de Eifel waar hij tot zijn eigen verbazing een stuk vulkanisch tufsteen had gevonden.
De weken erna bleef de jongen haar verbazen met zijn mineralogische kennis.
Martin bekeek de stenen aandachtig en wees naar een brok pyriet. ‘Klatergoud.’
De weken erna bleef de jongen haar verbazen met zijn mineralogische kennis. Als het even kon stond hij in de kast te turen. Ze bezag zijn interesse met verwondering, maar het beangstigde haar ook, omdat duidelijk was dat hij meer wist dan zij, en waar zij vrede had met haar basiskennis – een steen bleef voor haar een steen – begroef hij zich al determinerend in de berg mineralen.
Ze zag de jongen in de klas, waar hij met zijn onophoudelijke tics een attractie bleef voor de rest en stilaan ondersneeuwde in het klassetumult en ze zag hem na de les, waar hij geconcentreerd de kast inspecteerde.
Vorige maand had ze geopperd de vitrines te herindelen en sindsdien besprak hij elke middag zonder grimas of knipoog zijn vorderingen. Hij ging gestructureerd te werk. Eerst maakte hij een poster van de verschillende geologische tijdperken en gaf daarop nauwkeurig aan uit welke tijdperken stenen aanwezig waren en uit welke niet. Daarna volgde een lijst geordend op ontstaanswijze en vindlocatie. Ook herschikte hij de vitrines, zodat zelfs een groep meisjes wiens aandacht voornamelijk ging naar make-upzaken, een korte blik op de kleurrijke verzameling wierp.
Dat was wat ze zijn ouders vandaag wilde vertellen, móést vertellen, maar toen Martins moeder zich verontschuldigde en plaatsnam naast haar man, nam ze meteen het woord: ‘Wat wilt u toch met die stenen?’
Lideweij was even stil, slikte en begon over de uitmuntende mineralogische kennis van haar zoon, waar ze veel woorden voor nodig had.
De moeder keek haar indringend aan aan, terwijl haar man zijn vingers spreidde.
‘Kan iemand anders die kast niet opruimen? We zien hem liever zijn huiswerk maken.’
Martin stond inderdaad niet bekend om zijn ijver op dat gebied.
‘Geen zin,’ antwoordde hij als Lideweij halfslachtig informeerde, waarbij hij in het midden liet of hij zelf geen zin had of dat het in het algemeen geen zin had.
Lideweij verzekerde het echtpaar van het gemeenschappelijk belang dat ze stelden in zijn huiswerk en wees op de opgedane vaardigheden bij het geologisch project.
Martins vader werd steeds onrustiger en het geschraap met zijn keel leidde haar af. Op luide toon nam hij het woord. Martin zou over zijn tics heen groeien, het enige waar het nu om ging was de zes vieren op zijn rapport weg te werken, te beginnen die bij aardrijkskunde, waarom toetste ze die stenen niet als het zo belangrijk was, en wat voor vak was het überhaupt.
Hierna schraapte hij weer zijn keel.
Lideweij zweeg en keek van de vrouw naar de man en terug, waarna ze alleen nog maar de knakkende vingers zag. Het was warm in de gymzaal.
Toen de bel voor de volgende ronde ging, maakte het echtpaar geen aanstalten te vertrekken, waardoor er een kleine opstopping ontstond bij haar tafeltje.
Als een joker verscheen Bert, ontweek de ijzige stilte en complimenteerde Martins ouders met de geweldige mineralogische kennis van hun zoon. Stralend gaf hij hun een hand.
Even gebeurde er niets, toen verscheen een kleine glimlach op het gezicht van Martins moeder, waarna ze opstond.
‘Dit heeft echt geen zin,’ mompelde Martins vader, terwijl hij knakkend met zijn vingers achter zijn vrouw de gymzaal uit liep.
